Dr. James Esdaile ontdekte de naar hem vernoemde Esdaile-staat tijdens zijn werk in India in de 19e eeuw. Hij ontdekte dat patiënten in deze diepe hypnotische trance pijnloze operaties konden ondergaan zonder chemische verdoving, een opmerkelijke prestatie in een tijd waarin anesthesie nog in ontwikkeling was.
In de Esdaile-staat ervaart de patiënt een complete ontspanning, met een bewustzijn van de omgeving maar zonder het registreren van pijnprikkels.
Bij zijn terugkeer naar het Verenigd Koninkrijk in de jaren 1840 ondervond Esdaile echter veel weerstand. Zijn medische collega’s verwierpen hypnose als een legitieme vorm van anesthesie, deels vanwege de associatie met mystiek en het gebrek aan wetenschappelijke onderbouwing in die tijd.
Bovendien stond de medische wereld op de drempel van grote doorbraken in chemische anesthesie, zoals het gebruik van ether en chloroform, wat de noodzaak voor hypnose als pijnbestrijding verminderde.
Hoewel zijn werk aanvankelijk ondergewaardeerd werd, werd Esdaile later erkend als een pionier in de hypnotherapie. De Esdaile-staat wordt tegenwoordig in therapeutische settings gebruikt, met toepassingen zoals pijnbestrijding, diepe genezing, en in sommige gevallen voor operaties of tandheelkundige ingrepen zonder medicinale anesthesie.
Esdaile’s bevindingen hebben later hun weg gevonden in het werk van moderne hypnotherapeuten en onderzoekers, waarbij zijn technieken opnieuw werden gewaardeerd en verder werden onderzocht.
Wat is het verschil tusen analgesie en anesthesie?
Het verschil tussen analgesie en anesthesie ligt in de mate en het type pijncontrole:
Analgesie: Dit verwijst specifiek naar het verminderen of wegnemen van pijn, terwijl andere sensaties en het bewustzijn behouden blijven. Het doel van analgesie is om de pijngevoeligheid te verminderen zonder dat de patiënt het bewustzijn verliest of ongevoelig wordt voor andere prikkels.
Een voorbeeld hiervan is het gebruik van pijnstillers zoals paracetamol of morfine, maar ook hypnose kan analgesie opwekken. In een hypnotische toestand kan de pijnervaring bijvoorbeeld sterk verminderd worden zonder verlies van andere sensorische gewaarwordingen of mentale alertheid.
Anesthesie: Dit gaat een stap verder. Anesthesie blokkeert niet alleen pijn, maar ook andere sensaties, zoals aanraking, temperatuur en in sommige gevallen zelfs beweging. Er zijn verschillende vormen van anesthesie:
Lokale anesthesie: Verdoving van een specifiek deel van het lichaam, waarbij alleen dat gebied ongevoelig is voor pijn (bijv. tandartsverdoving).
Regionale anesthesie: Verdoving van een groter gebied, zoals bij een ruggenprik tijdens een bevalling.
Algehele anesthesie: Het uitschakelen van bewustzijn en volledige ongevoeligheid voor pijn tijdens operaties. Dit gebeurt vaak met een combinatie van middelen die het bewustzijn onderdrukken en de pijngewaarwording volledig blokkeren.
Hoe kan dit in de context van hypnose toegepast worden?
Hypnotische analgesie kan worden toegepast om de pijnervaring te verminderen bij chronische pijn of tijdens medische procedures, terwijl de persoon nog steeds bewust is en andere sensaties ervaart.
Hypnotische anesthesie verwijst naar een diepere vorm van trance, zoals de Esdaile-staat, waarbij niet alleen pijn maar ook andere fysieke sensaties en bewustzijn worden geblokkeerd. Dit komt dichter bij wat we kennen als chirurgische anesthesie, waarbij iemand geen pijn voelt..
Wetenschappleijke studie – universiteit van Zürich in samenwerking met Omni –
In de studie, gepubliceerd in Frontiers in Human Neuroscience (2023), onderzochten onderzoekers functionele hersenconnectiviteitspatronen in twee hypnotische toestanden, waaronder de Esdaile-staat.
Ze ontdekten dat de Esdaile-staat gepaard gaat met verminderde connectiviteit tussen hersengebieden die betrokken zijn bij zelfbewustzijn en externe waarneming. Dit ondersteunt de theorie dat de Esdaile-staat een diep ontspannende toestand is waarin bewustzijn van externe prikkels wordt onderdrukt.
De resultaten bevestigen de unieke neurofysiologische basis van deze diepe trance.
De link naar de volledige studie kan je hier vinden:
Hoe kan de Esdaile-staat via hypnose ondersteunen bij zwangere dames?
In de Esdaile-staat treedt een natuurlijke vorm van anesthesie of analgesie op. Dit is een van de meest opvallende kenmerken van deze diepe hypnotische trance. Wanneer een persoon zich in de Esdaile-staat bevindt, is er een volledige afwezigheid van pijnbeleving, zelfs bij ingrijpende medische procedures zoals operaties.
Deze natuurlijke vorm van pijnbestrijding werkt doordat de hersenen in de Esdaile-staat zodanig diep ontspannen raken dat pijnsignalen uit het lichaam de bewuste waarneming niet meer bereiken. Het lijkt erop dat de verbinding tussen het centrale zenuwstelsel en de ervaring van pijn tijdelijk wordt onderbroken, wat ervoor zorgt dat de persoon geen pijn voelt, ondanks mogelijk pijnlijke stimuli.
Wat is het verschil tussen de Esdaile-staat & andere trance staten?
Het verschil tussen de Esdaile-staat en andere hypnotische toestanden die voor analgesie worden gebruikt, zoals somnambulisme, is dat de Esdaile-staat een veel dieper niveau van trance is. In deze toestand lijkt de persoon vaak volledig losgekoppeld van zijn omgeving, en kan er zelfs sprake zijn van amnesie (het niet herinneren van wat er is gebeurd tijdens de trance). Hoewel de persoon bewust is, reageert hij vaak niet op externe prikkels, wat het ideaal maakt voor pijnvrije medische ingrepen of intensieve therapie.
Wat kunnen praktische toepassingen zijn van de Esdaile-staat?
Deze vorm van natuurlijke anesthesie werd door Dr. Esdaile gebruikt voor chirurgische ingrepen voordat moderne chemische anesthesie gangbaar werd. Hij bewees dat hypnose in staat was om operaties zonder pijn mogelijk te maken, zelfs bij amputaties, wat een baanbrekende ontdekking was in zijn tijd.
In de hedendaagse hypnotherapie kan de Esdaile-staat nuttig zijn voor toepassingen zoals het verlichten van chronische pijn, het ondersteunen van trauma-therapie, of zelfs het begeleiden van bevallingen zonder medicatie.
In mijn werk als holistisch hypnotherapeut kom ik regelmatig cliënten tegen met complexe problemen. Vandaag wil ik een praktijkvoorbeeld delen om te illustreren waarom problemen soms uit meerdere lagen of oorzaken kunnen bestaan.
Het Initiële Probleem
Een cliënt kwam bij mij met probleem X. Wat dit probleem precies was, doet er in dit geval niet toe. Wat belangrijk is, is hoe we het probleem benaderden en oplosten. In mijn praktijk gebruik ik hypnose om toegang te krijgen tot het onderbewuste van de cliënt. Dit doen we door middel van een ja- en nee-signaal, waarbij de cliënts onderbewuste een spontane beweging maakt met een vinger om ja of nee aan te geven. Via deze “feedback loop” kunnen we vragen stellen aan een innerlijke wijsheid die elk mens bezit.
De Ontdekking van Meerdere Oorzaken
Tijdens de trance bleek dat probleem X uit maar liefst zeven verschillende onderdelen bestond. Dit ontdekten we door gerichte ja- en nee-vragen te stellen. Veel mensen denken dat een probleem slechts één oorzaak heeft, maar vaak is dit niet het geval. Hier zaten we met een cliënt met een probleem dat zeven verschillende oorzaken had. Na bevestiging dat het veilig was om hiermee te werken, begonnen we met het eerste onderdeel.
Terug naar de Oorsprong
Het eerste probleem bracht ons via een regressie terug naar een gebeurtenis op vierjarige leeftijd. Hierbij stelde ik een reeks vragen om zeker te zijn dat de perceptie van de gebeurtenis positief veranderd kon worden. Deze vragen zijn:
Kan de emotie(s) worden getransformeerd naar het positieve tegenovergestelde?
Heeft de vierjarige een deel van zichzelf weggeduwd?
Dient er vergeving plaats te vinden naar anderen en/of zichzelf?
Moet er van die situatie iets geleerd worden?
Zit er een entiteit vast in die situatie?
Is het mogelijk dat de vierjarige zich 10/10 waardevol voelt?
Is het mogelijk dat de vierjarige zich compleet ervaart?
In dit geval bleek dat de vierjarige een deel van zichzelf had weggeduwd, maar dat deel kon niet meteen worden terug verwelkomd. Dit gaf een probleem voor het resultaat van de sessie.
Verdere Regressie
We pauzeerden de situatie van de vierjarige en gingen verder terug in de tijd om de oorzaak van dit probleem te achterhalen. Dit bracht ons naar een situatie op éénjarige leeftijd. Hier bleek al snel dat de eenjarige zich niet 10/10 waardevol kon voelen. We pauzeerden ook deze situatie en vroegen de wijsheid om verder terug te gaan.
Reïncarnatie en Vroegere Levens
Via regressie kwamen we terecht in een vorig leven, waar de cliënt een man was die zich niet compleet kon ervaren. We gingen nog verder terug in de tijd naar de oorzaak hiervan. Deze interventie verliep gelukkig snel, waarna we stap voor stap terugwerkten naar de man, de éénjarige en de vierjarige. Uiteindelijk kon probleem nummer één worden losgelaten.
Het Oplossen van de Overige Problemen
Hoewel er nog zes andere problemen waren om op te lossen, verliepen deze eenvoudiger. Vaak is het eerste probleem het moeilijkst. Bovendien merk ik regelmatig dat latere problemen gerelateerd zijn aan eerdere, waardoor het oplossen van de eerste problemen al een groot deel van de latere problemen heelt.
Conclusie voor de cliënt
Dit praktijkvoorbeeld laat zien dat problemen vaak complexer zijn dan ze in eerste instantie lijken. Door geduld, zorgvuldige vragen en een holistische benadering kunnen we echter de verschillende lagen van een probleem blootleggen en oplossen. Dit leidt tot een diepere en duurzamere heling voor de cliënt.
Waarom Wordt Holistische Hypnose Soms Belachelijk Gemaakt?
Holistische hypnose is een krachtige methode om complexe problemen op te lossen door in verbinding te gaan met de innerlijke wijsheid van een persoon. Toch wordt deze werkwijze vaak door anderen belachelijk gemaakt. In deze blogpost verken ik waarom dat zo is, en waarom deze methode desondanks zo effectief is.
Onbegrip en Ongeloof
Een van de belangrijkste redenen waarom holistische hypnose soms belachelijk wordt gemaakt, is onbegrip. Veel mensen hebben geen ervaring met hypnose en kennen de kracht ervan niet. Ze kunnen zich moeilijk voorstellen hoe het onderbewuste van een persoon antwoorden kan geven via ja- en nee-signalen.
Bovendien is er een breedgedragen scepticisme over alles wat niet direct wetenschappelijk bewezen kan worden. Hypnose wordt vaak gezien als iets dat te maken heeft met magie of hocus pocus, terwijl het in werkelijkheid een diepgaande en wetenschappelijk onderbouwde methode is om toegang te krijgen tot het onderbewuste.
Onbekend Maakt Onbemind
Een andere reden voor de kritiek is simpelweg dat mensen niet bekend zijn met de methode. Nieuwe en onbekende technieken roepen vaak weerstand op. Het is makkelijker om iets te verwerpen dat men niet kent, dan de moeite te nemen om het te begrijpen. Dit fenomeen zien we niet alleen bij hypnose, maar bij veel alternatieve en complementaire therapieën.
Ervaringen Spreken Voor Zich
Ondanks de scepsis en het onbegrip, hoor ik nooit kritiek van cliënten wiens complexe problemen eindelijk zijn opgelost. Dit komt omdat zij de voordelen en resultaten van de sessies uit eerste hand ervaren. De manier waarop holistische hypnose werkt, stelt cliënten in staat om alle oorzaken van hun probleem in kaart te brengen en deze één voor één op te lossen vanuit hun eigen innerlijke wijsheid.
De Cliënt Staat Centraal
Wat holistische hypnose voor mij zo wonderbaarlijk maakt, is dat het de cliënt centraal stelt. Het gaat niet om wat ik als therapeut denk dat het probleem is, maar om wat de innerlijke wijsheid van de cliënt zelf aangeeft. Dit zorgt ervoor dat de oplossing altijd passend en op maat is, omdat deze rechtstreeks voortkomt uit de persoonlijke beleving en behoeften van de cliënt.
Conclusie
Holistische hypnose wordt soms belachelijk gemaakt vanwege onbegrip, ongeloof en onbekendheid. Toch blijft het een uiterst effectieve methode voor het oplossen van complexe problemen. Door in verbinding te gaan met de innerlijke wijsheid van de cliënt, worden alle oorzaken van een probleem blootgelegd en stap voor stap opgelost. Dit maakt het een van de meest cliëntgerichte methoden die er bestaan, waarbij de ervaring en behoeften van de cliënt altijd centraal staan.
In ons vorige blogbericht hebben we besproken hoe de hermetische principes ons kunnen helpen beter te begrijpen hoe het universum werkt en hoe we bewuster kunnen leven. Vandaag gaan we verder met een specifiek aspect dat voortkomt uit deze principes: het fenomeen van energie claimen in relaties en hoe kinderen deze gewoonte van hun ouders overnemen. Laten we deze denkfout verkennen en leren hoe we gezondere, meer harmonieuze relaties kunnen opbouwen.
Energie Claimspel in Romantische Relaties
In romantische relaties kunnen partners onbewust energie van elkaar proberen te claimen. Dit gebeurt omdat ze zich niet bewust zijn van hun eigen innerlijke bron van energie en in plaats daarvan afhankelijk worden van hun partner voor emotionele steun en bevestiging.
Voorbeeld 1: Bevestiging Zoeken
Een partner zoekt constant bevestiging en goedkeuring van de ander om zich geliefd en gewaardeerd te voelen. Dit kan leiden tot afhankelijkheid en onzekerheid.
Situatie: Jane vraagt haar partner Mark meerdere keren per dag of hij van haar houdt en zoekt constant naar complimenten.
Gevolg: Mark voelt zich onder druk gezet en uitgeput, terwijl Jane steeds meer bevestiging nodig heeft om zich goed te voelen.
Voorbeeld 2: Dominantie
Een partner probeert de ander te domineren of te controleren om zich krachtig en zeker te voelen. Dit kan leiden tot machtsstrijd en conflicten.
Situatie: Tom probeert altijd de beslissingen te nemen en geeft zijn partner Lisa weinig ruimte voor eigen mening of initiatief.
Gevolg: Lisa voelt zich onderdrukt en gefrustreerd, terwijl Tom zijn controlebehoefte steeds verder opvoert.
Oorzaken van Energie Claimspel
De neiging om energie te claimen komt vaak voort uit een gevoel van tekort of onzekerheid binnenin onszelf. Wanneer we vergeten dat we zelf al een bron van energie hebben, zoeken we externe bevestiging en controle om ons beter te voelen.
Gevolgen voor de Relatie
Dit energieclaimen kan leiden tot een vicieuze cirkel van afhankelijkheid, conflicten en een gevoel van ontevredenheid binnen de relatie. Beide partners kunnen zich uitgeput voelen, omdat ze constant proberen energie van elkaar te halen in plaats van hun eigen innerlijke bron te gebruiken.
Oplossingen: Terugkeren naar de Innerlijke Bron
Om deze dynamiek te doorbreken en een gezonde, harmonieuze relatie op te bouwen, is het belangrijk dat beide partners zich bewust worden van hun eigen innerlijke energiebron en leren om zichzelf emotioneel en spiritueel te voeden. Hier zijn enkele stappen die kunnen helpen:
Zelfbewustzijn Ontwikkelen:
Beide partners moeten zich bewust worden van hun eigen neiging om energie te claimen en erkennen hoe dit de relatie beïnvloedt.
Holistische Hypnose en Zelfreflectie:
Door regelmatig holistische hypnose te ondergaan en tijd te nemen voor zelfreflectie, kunnen beide partners de oorzaak van hun denkfouten ontdekken en deze herstellen vanaf het begin van hun leven. Dit helpt hen hun eigen innerlijke energie te cultiveren.
Open Communicatie:
Creëer een veilige ruimte voor open en eerlijke communicatie. Bespreek gevoelens, behoeften en grenzen zonder oordeel of kritiek.
Zelfzorg en Zelfliefde: Beide partners moeten leren om goed voor zichzelf te zorgen en zichzelf te waarderen. Dit kan betekenen dat ze tijd nemen voor hun eigen interesses en passies.
Wederzijds Respect: Erken en respecteer elkaars individualiteit. Een gezonde relatie bestaat uit twee complete individuen die elkaar aanvullen en versterken, in plaats van elkaar te domineren of afhankelijk te zijn.
Hoe Kinderen Gedrag en Denkfouten Overnemen
Kinderen zijn zeer gevoelig voor de dynamiek binnen hun gezin en nemen vaak onbewust de gedragingen en patronen over die ze bij hun ouders zien. Dit omvat ook hoe ze omgaan met energie en emotionele behoeften.
Observatie en Nabootsing
Kinderen leren door observatie en nabootsing. Ze kijken naar hun ouders als rolmodellen en nemen hun manieren van denken en handelen over. Als ouders de neiging hebben om energie te claimen van anderen, kunnen kinderen deze gewoonte overnemen en als normaal beschouwen.
Voorbeeld:
Als een kind ziet dat een ouder constant bevestiging zoekt of emotioneel afhankelijk is van de ander, kan het kind leren dat dit de manier is om zich geliefd en gewaardeerd te voelen.
Emotionele Dynamiek
De emotionele sfeer in huis heeft een grote invloed op kinderen. Als er een constante strijd om energie is, zoals door dominantie of manipulatie, leren kinderen deze patronen als standaard manieren om met anderen om te gaan.
Voorbeeld:
Een kind dat opgroeit in een huis waar een ouder de andere domineert, kan later in het leven dezelfde dominante of onderdanige rol aannemen in zijn eigen relaties.
Onbewuste Overdracht
Ouders geven onbewust hun eigen onzekerheden en manieren van energiebeheer door aan hun kinderen. Dit kan gebeuren door dagelijkse interacties en de algemene opvoedingsstijl.
Voorbeeld:
Een ouder die onbewust energie claimt door manipulatie, kan een kind leren dat manipulatie een normale manier is om behoeften vervuld te krijgen.
Doorbreken van de Cyclus
Het is mogelijk om deze cyclus te doorbreken door bewustwording en het aanleren van gezondere manieren om met energie en emotionele behoeften om te gaan. Hier zijn enkele stappen die ouders en opvoeders kunnen nemen:
Zelfbewustzijn Ontwikkelen:
Ouders moeten zich bewust worden van hun eigen gedragingen en patronen. Door te erkennen hoe ze zelf energie claimen, kunnen ze beginnen met het veranderen van deze gewoontes.
Gezonde Voorbeelden Stellen:
Ouders kunnen hun kinderen leren hoe ze hun eigen innerlijke energiebron kunnen cultiveren door zelf gezonde gewoontes voor te leven. Dit omvat zelfzorg, holistische hypnose, open communicatie en respect voor de individualiteit van anderen.
Emotionele Educatie:
Leer kinderen hoe ze op een gezonde manier met hun emoties en behoeften kunnen omgaan. Dit kan door middel van emotionele intelligentie, zoals het herkennen van hun eigen gevoelens, het uiten van hun behoeften op een respectvolle manier, en het ontwikkelen van zelfwaardering.
Positieve Interacties:
Creëer een thuisomgeving waar positieve en wederzijds versterkende interacties de norm zijn. Moedig kinderen aan om hun eigen interesses en passies te volgen, en leer hen dat ze al de energie en waarde in zichzelf hebben.
Opleiding en Ondersteuning:
Ouders kunnen profiteren van cursussen of begeleiding op het gebied van emotionele intelligentie en bewust ouderschap, om beter voorbereid te zijn op het creëren van een gezonde dynamiek in huis.
Conclusie
Kinderen leren vaak onbewust van hun ouders hoe ze omgaan met energie en emotionele behoeften. Dit kan leiden tot het overnemen van denkfouten en ongezonde patronen. Door bewustwording en het stellen van gezonde voorbeelden, kunnen ouders helpen deze cyclus te doorbreken en hun kinderen te leren hoe ze hun eigen innerlijke energiebron kunnen cultiveren. Dit leidt niet alleen tot gezondere relaties, maar ook tot een vervullender en harmonieuzer leven voor zowel ouders als kinderen.
Verandering hoeft niet altijd moeilijk te zijn; het kan een vreugdevol proces zijn van herontdekking en innerlijke groei. Door te leren surfen op de natuurwetten en deze inzichten toe te passen in ons dagelijks leven, kunnen we een bewuste en liefdevolle samenleving creëren waarin iedereen zijn ware potentieel kan bereiken.
De Hermetische Principes: Oude Wijsheden voor het Moderne Leven
De Hermetische principes zijn oude wijsheden die inzicht geven in hoe het universum en ons leven werken. Deze principes, hoewel eeuwenoud, zijn nog steeds van toepassing en kunnen ons helpen beter te begrijpen hoe alles met elkaar verbonden is. Hier bespreken we elk principe met een praktisch voorbeeld, zodat je kunt zien hoe deze principes elke dag actief zijn en invloed hebben op ons leven.
1. Het Principe van Mentalisme
“Alles is geest. Het universum is mentaal.”
Dit principe stelt dat alles begint in de geest. Onze gedachten creëren onze werkelijkheid.
Praktisch voorbeeld: Stel je voor dat je een nieuwe baan wilt. Je begint met het idee dat je een bepaalde functie wilt vervullen. Je denkt na over wat je wilt doen, visualiseert jezelf in die rol, en begint je voor te bereiden door vaardigheden te leren en te netwerken. Uiteindelijk leidt deze mentale focus en voorbereiding tot een sollicitatiegesprek en, hopelijk, een baan. Dit laat zien hoe een gedachte leidt tot een tastbare realiteit.
2. Het Principe van Overeenstemming
“Zo boven, zo beneden; zo binnen, zo buiten.”
Dit principe zegt dat wat er op één niveau gebeurt, ook op andere niveaus gebeurt. Er is een overeenkomst tussen het grote en het kleine.
Praktisch voorbeeld: Kijk naar een stad en een enkel gebouw binnen die stad. De structuur en organisatie van een stad (wegen, wijken, voorzieningen) weerspiegelen zich in de structuur van een gebouw (gangen, kamers, faciliteiten). Op dezelfde manier kun je patronen in je persoonlijke leven zien die zich herhalen in grotere sociale structuren. Wat in je innerlijke wereld (gedachten en gevoelens) gebeurt, heeft invloed op je uiterlijke wereld (je omgeving en ervaringen).
3. Het Principe van Trilling
“Niets rust; alles beweegt; alles vibreert.”
Alles in het universum is in beweging en trilt, zelfs dingen die stil lijken te staan.
Praktisch voorbeeld: Denk aan muziek. Een muzieknoot ontstaat door de trillingen van een instrument. Verander de snelheid van de trillingen en de toonhoogte verandert. Op dezelfde manier zijn onze emoties en gedachten trillingen die verschillende frequenties hebben. Positieve gedachten en emoties hebben een hogere trilling, terwijl negatieve gedachten en emoties een lagere trilling hebben. Je kunt je stemming veranderen door je te richten op positieve gedachten en activiteiten.
Emotionele heling: Ieder emotioneel pijnpunt wil ook geheeld worden. Door deze trillingen trek je meer van hetzelfde aan, waardoor je de kans krijgt om deze pijn te begrijpen en te helen. Dit maakt ons leven interessant en dynamisch, omdat we hierdoor kunnen groeien en sterker kunnen worden. Er is geen toeval meer; we trekken dingen aan die ons helpen te groeien en duwen zaken weg die niet langer bij ons passen.
4. Het Principe van Polariteit
“Alles is dubbel; alles heeft twee polen; alles heeft zijn paar van tegengestelden.”
Dit principe stelt dat alles twee kanten heeft, zoals warm en koud, licht en donker.
Praktisch voorbeeld: Neem de emotie van liefde en haat. Deze emoties lijken heel verschillend, maar ze zijn eigenlijk extremen van hetzelfde spectrum. Wanneer je boos bent op iemand van wie je houdt, kan die boosheid omslaan in liefde zodra je je realiseert waarom je geeft om die persoon. Begrijpen dat tegengestelden verbonden zijn, helpt ons balans te vinden in ons leven.
5. Het Principe van Ritme
“Alles stroomt, uit en in; alles heeft zijn getijden.”
Dit principe stelt dat er een natuurlijke beweging heen en weer is in alles.
Praktisch voorbeeld: Kijk naar de seizoenen. De natuur gaat door een cyclus van lente, zomer, herfst en winter. Elk seizoen heeft zijn eigen ritme en brengt verandering. In ons leven ervaren we ook ritmes, zoals tijden van groei en tijden van rust. Door deze ritmes te herkennen, kunnen we beter omgaan met veranderingen en ze zien als natuurlijke delen van ons leven.
6. Het Principe van Oorzaak en Gevolg
“Elke oorzaak heeft zijn gevolg; elk gevolg heeft zijn oorzaak.”
Niets gebeurt zomaar; alles heeft een oorzaak en leidt tot een gevolg.
Praktisch voorbeeld: Stel je voor dat je hard werkt aan een project. De oorzaak is je inzet en inspanning, en het gevolg is het succes van het project. Dit principe helpt ons te begrijpen dat onze acties gevolgen hebben, en dat we de macht hebben om positieve veranderingen te maken door bewuste keuzes te maken.
7. Het Principe van Geslacht
“Geslacht is in alles; alles heeft zijn mannelijke en vrouwelijke principes.”
Dit principe gaat over de balans tussen mannelijke en vrouwelijke energieën in alles.
Praktisch voorbeeld: In creativiteit zie je beide energieën werken. De mannelijke energie is gericht, actief en doelgericht (zoals het starten van een project), terwijl de vrouwelijke energie ontvankelijk, intuïtief en verzorgend is (zoals het laten groeien en ontwikkelen van het project). Beide energieën zijn nodig voor een gebalanceerd en succesvol creatief proces.
Geen Toeval
Deze principes laten zien dat er geen toeval is. Alles wat gebeurt, heeft een reden en volgt deze universele wetten. Door de hermetische principes te begrijpen en toe te passen, kun je meer grip krijgen op je leven en zien hoe alles met elkaar verbonden is. Dit bewustzijn helpt je om meer in harmonie te leven en te beseffen dat elke gebeurtenis, groot of klein, deel uitmaakt van een groter geheel. Ons leven wordt interessant en betekenisvol doordat we constant kansen krijgen om te groeien en te helen, aangetrokken door de trillingen van onze eigen gedachten en emoties. Hierdoor ervaren we geen toeval meer, maar een voortdurende stroom van ervaringen die ons vormen en versterken.
De Natuurwetten en Persoonlijke Ontwikkeling: Leren Surfen op de Golven van het Leven
Het begrip van natuurwetten en hoe deze ons leven beïnvloeden, kan ons helpen bewuster te leven en de gebeurtenissen in ons leven beter te begrijpen. Dit concept kan ook worden toegepast op de psychologische en emotionele ontwikkeling van een mens. Hier gaan we dieper in op de ideeën van natuurwetten en ontwikkelingscycli, zoals beschreven door een Zwitserse psychiater, en hoe deze zich kunnen manifesteren in ons leven.
Natuurwetten en Bewust Leven
De natuurwetten, zoals beschreven in de hermetische principes, bieden een kader voor het begrijpen van de universele krachten die ons leven vormgeven. Wanneer we deze wetten begrijpen en toepassen, kunnen we “leren surfen op de natuurwetten.” Dit betekent dat we in harmonie met deze krachten kunnen leven, waardoor we bewuster en effectiever kunnen handelen.
Bijvoorbeeld, door het Principe van Mentalisme te begrijpen, realiseren we ons hoe onze gedachten onze werkelijkheid creëren. Dit bewustzijn stelt ons in staat om onze gedachten en intenties te richten op positieve uitkomsten.
Ontwikkelingscycli en Psychologische Groei
De Zwitserse psychiater Carl Jung beschreef verschillende stadia van ontwikkeling van kind naar volwassene. Volgens Jung en andere ontwikkelingspsychologen doorlopen mensen verschillende cycli of stadia tijdens hun groei en ontwikkeling. Elke cyclus vertegenwoordigt een specifieke fase van emotionele en psychologische groei.
Voorbeeld van een ontwikkelingscyclus:
Kindertijd: Dit is de fase van basisvertrouwen en veiligheid. Hier leren kinderen te vertrouwen op hun verzorgers en hun omgeving.
Adolescentie: In deze fase ontdekken jongeren hun identiteit en onafhankelijkheid. Ze verkennen wie ze zijn en wat ze willen worden.
Volwassenheid: Deze fase richt zich op zelfverwezenlijking en het vinden van betekenis in werk, relaties en persoonlijke doelen.
Er is nog iemand die baanbrekend werk heeft verricht. Die man staat bekend om het beschrijven van verschillende ontwikkelingsstadia; Jean Piaget. Piaget was een Zwitserse psycholoog en epistemoloog die beroemd werd door zijn theorie over cognitieve ontwikkeling bij kinderen. Zijn theorie omvat vier hoofdfasen van cognitieve ontwikkeling:
Sensomotorische fase (geboorte tot ongeveer 2 jaar): In deze fase ontwikkelen kinderen hun zintuiglijke ervaringen en motorische vaardigheden. Ze leren door directe interactie met hun omgeving.
Preoperationele fase (ongeveer 2 tot 7 jaar): Kinderen in deze fase ontwikkelen taalvaardigheden en beginnen symbolisch te denken, maar hun denken is nog niet logisch en blijft egocentrisch.
Concreet-operationele fase (ongeveer 7 tot 11 jaar): Kinderen beginnen logisch te denken over concrete gebeurtenissen. Ze ontwikkelen het begrip van conservatie en kunnen classificeren en seriëren.
Formeel-operationele fase (ongeveer 12 jaar en ouder): In deze fase ontwikkelen jongeren het vermogen om abstract en hypothetisch te denken. Ze kunnen deductief redeneren en plannen maken voor de toekomst.
Piaget’s werk heeft een grote invloed gehad op onderwijs en ontwikkelingspsychologie en blijft een belangrijk referentiepunt in de studie van cognitieve ontwikkeling bij kinderen.
Onvoltooide Ontwikkelingscycli en Kans op Heling
Soms kan een persoon een bepaalde ontwikkelingscyclus niet volledig afronden, bijvoorbeeld door trauma of andere verstoringen. Dit kan leiden tot emotionele of psychologische problemen die later in het leven weer opduiken. Echter, de menselijke geest heeft een natuurlijk vermogen om te helen en te groeien. Dit betekent dat zelfs als een cyclus niet is voltooid, we later in het leven nog kansen krijgen om deze naar harmonie te brengen.
Praktisch voorbeeld: Stel dat iemand in zijn kindertijd een gebrek aan basisvertrouwen heeft ontwikkeld door een onveilige thuissituatie. Dit kan later in het leven leiden tot moeilijkheden in relaties en een laag zelfbeeld. Echter, door bewustwording en therapie kan deze persoon werken aan het herstellen van dat basisvertrouwen, waardoor ze uiteindelijk gezondere en meer bevredigende relaties kunnen opbouwen.
De Zelfhelende Kracht van Ontwikkelingscycli
Ontwikkelingscycli willen zichzelf altijd helen. Dit komt overeen met het principe van trilling en ritme in de hermetische filosofie. De cycli van het leven bewegen heen en weer, en elke fase heeft zijn eigen natuurlijke ritme van groei en herstel. Wanneer we ons bewust worden van deze cycli en de onderliggende natuurwetten, kunnen we actiever deelnemen aan ons eigen helingsproces.
Conclusie: Geen Toeval, Maar Bewuste Groei
Door te begrijpen hoe natuurwetten en ontwikkelingscycli werken, kunnen we bewuster omgaan met de uitdagingen en kansen in ons leven. Er is geen toeval; de gebeurtenissen in ons leven zijn onderdeel van een groter patroon van groei en heling. Door deze patronen te herkennen en te accepteren, kunnen we ons leven in harmonie brengen en ons potentieel ten volle benutten. Leren surfen op de natuurwetten betekent dat we de golven van het leven accepteren en gebruiken om ons naar een hoger niveau van bewustzijn en welzijn te brengen.
Verandering als Positieve Ervaring
Verandering hoeft niet altijd moeilijk of pijnlijk te zijn. Het kan ook een bron van vreugde en opwinding zijn. Het proces van groei en verandering kan leuk en verrijkend zijn. Hier zijn een paar manieren waarop verandering positief kan zijn:
Nieuwe ervaringen en avonturen: Verandering brengt nieuwe kansen en avonturen met zich mee. Dit kan spannend en stimulerend zijn, zoals het verkennen van een nieuwe hobby of het maken van nieuwe vrienden.
Persoonlijke groei: Verandering dwingt ons om nieuwe vaardigheden te leren en ons aan te passen. Dit kan leiden tot persoonlijke groei en een groter gevoel van eigenwaarde.
Verbeterde relaties: Door veranderingen in ons leven kunnen we onze relaties verdiepen en verbeteren. Dit kan door het ontwikkelen van betere communicatievaardigheden of door het leren van meer empathie en begrip.
Door deze inzichten te omarmen, kunnen we ons leven niet alleen beter begrijpen en navigeren, maar ook met meer vreugde en vervulling ervaren. Verandering is een natuurlijk onderdeel van het leven, en door het te zien als een kans voor groei en nieuwe mogelijkheden, kunnen we elk moment benutten om ons leven positief te transformeren.
In een wereld waar antibiotica niet meer altijd werken, staan we voor een groeiende gezondheidscrisis. Gelukkig is er een oude, maar veelbelovende oplossing die nieuw leven wordt ingeblazen: bacteriofagen. Wat zijn bacteriofagen, en hoe kunnen ze ons helpen? Laten we dit ontdekken.
Wat zijn Bacteriofagen?
Bacteriofagen, of simpelweg fagen, zijn virussen die bacteriën infecteren en vernietigen. Stel je voor dat ze als kleine soldaten zijn, specifiek getraind om alleen de vijandige bacteriën aan te vallen. Dit betekent dat ze schadelijke bacteriën doden zonder de goede bacteriën in ons lichaam te beïnvloeden.
Het Probleem: Antibioticaresistentie
Antibiotica zijn jarenlang de go-to behandeling geweest voor bacteriële infecties. Maar door overmatig en onjuist gebruik zijn veel bacteriën resistent geworden tegen deze medicijnen. Dit betekent dat infecties die vroeger eenvoudig te behandelen waren, nu levensbedreigend kunnen zijn. Vooral in ziekenhuizen zien we vaak resistente bacteriën, ook wel ziekenhuisbacteriën genoemd, die moeilijk te bestrijden zijn.
Om een idee te geven…elk jaar sterven 35.000 mensen in Europa aan de gevolgen van antibioticaresistentie. Voorspellingen maken gewag van 10 miljoen doden per jaar tegen 2050 wereldwijd (bron DE TIJD). Dat is al geen klein bier meer. Dit is enkel voor de mensen, dan spreken we nog niet over het dierenleed; maar daarover later meer.
De Oplossing: Bacteriofagen in Actie
Bacteriofagen kunnen een krachtig wapen zijn tegen deze resistente bacteriën. Hier zijn enkele voordelen van fagen:
Specifiek en Doelgericht:
Fagen vallen alleen specifieke bacteriën aan, wat betekent dat ze de goede bacteriën in ons lichaam ongemoeid laten. Dit helpt bij het behouden van een gezonde microbiële balans.
Vermindering van Antibioticagebruik:
Door fagen te gebruiken, kunnen we het gebruik van antibiotica terugschroeven. Dit helpt om verdere resistentie te voorkomen en houdt antibiotica effectief voor wanneer ze echt nodig zijn.
Natuurlijke Oplossing:
Fagen komen van nature voor in ons milieu en zelfs in ons lichaam. Dit maakt ze een natuurlijke en veilige optie voor bacteriële bestrijding.
Waar zit de echte expertise?
Eliava Institute in Tbilisi, Georgië: Een van de oudste en meest gerenommeerde onderzoeksinstellingen ter wereld die zich richt op fagetherapie. Het instituut heeft een lange geschiedenis van onderzoek en toepassing van bacteriofagen in de geneeskunde.
In België heeft het Militair Hospitaal Koningin Astrid in Neder-Over-Heembeek veel expertise.
Waarom Gebruiken We Ze Niet Meer?
Hoewel bacteriofagen veelbelovend zijn, zijn er enkele obstakels:
Winstmodel van de Farmaceutische Industrie:
Antibiotica zijn gemakkelijk te patenteren en brengen veel geld op. Fagen zijn natuurlijke virussen en moeilijker te patenteren, wat betekent dat ze minder winstgevend zijn voor farmaceutische bedrijven.
Complexiteit en Regelgeving:
Het ontwikkelen van fagetherapieën vereist specifiek onderzoek en regelgeving. Dit proces is duur en tijdrovend, en er zijn nog geen duidelijke richtlijnen van regelgevende instanties zoals de FDA of EMA.
Gebrek aan Kennis en Acceptatie:
Veel artsen en patiënten zijn niet bekend met fagen en hun voordelen. Dit gebrek aan kennis maakt het moeilijk om ze in de praktijk te brengen.
Andere Voordelen van Fagen
Naast het bestrijden van antibioticaresistente bacteriën, hebben fagen nog andere voordelen:
Voedselveiligheid:
Fagen kunnen worden gebruikt om schadelijke bacteriën in voedsel te detecteren en te elimineren, waardoor voedselinfecties worden verminderd.
Landbouw:
Ze kunnen helpen bij het bestrijden van bacteriële infecties in gewassen en vee, wat leidt tot gezondere landbouwproducten.
Milieu:
Fagen kunnen worden gebruikt om bacteriële verontreinigingen in het milieu op te ruimen, wat bijdraagt aan een gezondere leefomgeving.
Tijd voor Verandering
Het is tijd dat we ons bewust worden van de kracht van bacteriofagen. Door meer onderzoek en bewustwording kunnen we deze natuurlijke virussen inzetten om een groot gezondheidsprobleem aan te pakken. Vraag je huisarts eens naar bacteriofagen en waarom we ze niet meer gebruiken. Samen kunnen we werken aan een gezondere toekomst, met minder afhankelijkheid van antibiotica en een beter beheer van bacteriële infecties.
Bacteriofagen zijn een veelbelovende oplossing in de strijd tegen antibioticaresistentie. Met de juiste aandacht en inzet kunnen we deze kleine, maar krachtige soldaten inzetten voor een gezondere wereld.
Homeopathie en Pyrogenium 200k
In de wereld van homeopathie wordt ook wel eens Pyrogenium 200k gebruikt, zoals men fagen zou kunnen inzetten.
Pyrogenium 200K is een homeopathisch middel dat vaak wordt gebruikt voor aandoeningen die geassocieerd worden met infecties en ontstekingen. Homeopathische middelen zoals Pyrogenium worden bereid volgens de principes van homeopathie, die gebaseerd zijn op het idee dat “het gelijke het gelijke geneest” en dat zeer verdunde stoffen het lichaam kunnen stimuleren om zichzelf te genezen.
Pyrogenium wordt gemaakt van rottend vlees, maar het wordt extreem verdund tot het punt waar er geen moleculen van de oorspronkelijke stof meer aanwezig zijn. In de homeopathie wordt aangenomen dat deze extreme verdunning nog steeds een geneeskrachtige werking heeft.
Potentie 200K:
De “200K” potentie betekent dat het middel 200 keer achtereenvolgens is verdund en geschud (een proces genaamd dynamiseren).
Gebruik van Pyrogenium
Indicaties:
Pyrogenium wordt in de homeopathie vaak gebruikt bij symptomen van infecties, koorts, sepsis, en wanneer de symptomen een sterk bedorven geur hebben.
Het wordt ook gebruikt bij symptomen van een algemene malaise of wanneer er een vermoeden is van een systemische infectie.
Hypnose en het gebruik van fagen
Omgaan met onzekerheid
Het gebruik van bacteriofagen is voor veel patiënten nieuw en onbekend, wat angst of scepsis kan veroorzaken. Hypnose kan helpen deze angsten te verminderen en het vertrouwen in de behandeling te vergroten. Dit kan leiden tot betere naleving van de behandelingsprotocollen.
Mindset
Hypnose kan worden gebruikt om positieve suggesties te geven over de effectiviteit van bacteriofagen, wat kan helpen de mindset van de patiënt te verbeteren en een gevoel van controle en hoop te bevorderen.
Beleven van het Genezingsproces:
Tijdens hypnosesessies kunnen patiënten worden begeleid om zich voor te stellen hoe de bacteriofagen de infectie aanpakken en hun lichaam genezen. Dit kan een krachtige invloed hebben op het fysieke herstelproces.
Sessie ter ondersteuning van het genezingsproces
“Terwijl je hier bent, begint je lichaam te herstellen en te genezen. Stel je voor dat er kleine, vriendelijke soldaten in je lichaam zijn, die klaar staan om je te helpen. Dit zijn de bacteriofagen, speciaal getraind om de schadelijke bacteriën aan te vallen en te vernietigen.”
Fagen in Actie:
Therapeut:
“Zie deze bacteriofagen als kleine, heldere lichtjes die door je lichaam bewegen. Ze weten precies waar de schadelijke bacteriën zich verbergen. Kijk hoe ze de bacteriën vinden, ze omarmen en ze vervolgens effectief vernietigen. Voel de kracht en precisie van deze fagen terwijl ze hun werk doen, je lichaam schoonmaken en je gezondheid herstellen.”
Versterking van het Immuunsysteem:
“Stel je nu voor dat je immuunsysteem sterker en sterker wordt. Zie hoe de fagen samenwerken met je immuuncellen, samen een onverslaanbaar team vormend dat elke schadelijke bacterie uitschakelt. Voel de energie en vitaliteit door je lichaam stromen terwijl dit krachtige leger je beschermt en geneest.”
Reductie van Angst en Bevordering van Vertrouwen:
“Terwijl je dit krachtige beeld in je geest houdt, voel je elke angst en zorgen wegsmelten. Je weet dat je lichaam hard aan het werk is om je te genezen. Vertrouw op dit proces en voel de kalmte en zekerheid dat je elke dag sterker en gezonder wordt.”
Afsluiting:
“Blijf nog even genieten van dit gevoel van rust en herstel. Neem langzaam weer contact met de ruimte om je heen. Beweeg je vingers en tenen, rek je voorzichtig uit, en wanneer je er klaar voor bent, open je langzaam je ogen. Voel je hernieuwd en versterkt, wetende dat je lichaam ondersteund wordt door deze krachtige helpers.”
Hypoxie, of het gebrek aan voldoende zuurstof in weefsels, is een belangrijke factor in veel vaatziekten. Wanneer weefsels en organen niet genoeg zuurstof krijgen, kan dit leiden tot ernstige gezondheidsproblemen. Deze blog gaat in op verschillende vaatziekten veroorzaakt door hypoxie, de rol van het autonome zenuwstelsel (ANS) en hoe holistische hypnotherapie een therapeutische oplossing op lange termijn kan bieden.
Wat is hypoxie?
Hypoxie treedt op wanneer er een tekort aan zuurstof is in de weefsels. Dit kan verschillende oorzaken hebben, waaronder een beperkte bloedstroom, waardoor er niet genoeg zuurstof in de weefsels kan komen. Hypoxie is een rode draad in veel chronische aandoeningen zoals perifere arteriële aandoeningen (PAD), coronaire hartziekte (CAD), fibromyalgie, reumatoïde artritis en zelfs de ziekte van Alzheimer.
De rol van het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel (ANS) is cruciaal voor het reguleren van de bloedstroom en zuurstoftoevoer door het hele lichaam. Het bepaalt welke delen van het lichaam meer of minder zuurstof krijgen op basis van onmiddellijke behoeften. Emotioneel trauma kan het ANS aanzienlijk beïnvloeden, wat kan leiden tot onevenwichtigheden die de zuurstofdistributie beïnvloeden. Chronische stress of trauma kan ervoor zorgen dat het ANS de bloedstroom naar bepaalde gebieden beperkt, waardoor aandoeningen die verband houden met hypoxie verergeren.
Aandoeningen gerelateerd aan hypoxie
Perifere arteriële aandoening (PAD):
PAD treedt op wanneer de slagaders die de ledematen van bloed voorzien vernauwen, waardoor de bloedstroom vermindert. Dit gebrek aan bloedstroom leidt tot hypoxie in de spieren, wat pijn en mogelijk ernstige weefselschade veroorzaakt.
Coronaire hartziekte (CAD):
CAD treedt op wanneer de kransslagaders die de hartspier van bloed voorzien geblokkeerd raken, waardoor zuurstofgebrek in het hartweefsel ontstaat. Dit kan leiden tot pijn op de borst en hartaanvallen.
Fibromyalgie:
Onderzoek toont aan dat fibromyalgiepatiënten aanzienlijke hypoxie in hun spieren ervaren, wat bijdraagt aan hun chronische pijn en vermoeidheid. Onderzoeken, zoals dat van Lund, Bengtsson en Thorborg in 1986, hebben dit zuurstoftekort bij fibromyalgiepatiënten aangetoond.
Reumatoïde artritis (RA):
RA is een auto-immuunziekte die leidt tot ontsteking en zuurstofgebrek in de gewrichten. Dit zuurstoftekort verergert de pijn en zwelling die gepaard gaan met RA.
Chronische pijn in de onderrug:
Aandoeningen zoals hernia’s kunnen chronische lage rugpijn veroorzaken door hypoxie in de rugspieren. Historische onderzoeken, zoals dat van Fassbender & Wegner in 1973, toonden een aanzienlijk zuurstoftekort aan in de rugspieren bij patiënten met rugpijn.
Ziekte van Alzheimer:
Opkomend onderzoek suggereert een verband tussen hypoxie en de ziekte van Alzheimer. Chronische aandoeningen zoals hypertensie en diabetes kunnen de bloedstroom belemmeren, wat leidt tot hypoxie in hersenweefsel. Dit draagt bij aan de neurodegeneratie bij de ziekte van Alzheimer.
Misvattingen over de behandeling van hypoxie bij vasculaire aandoeningen
Na de studies in 1973 door Fassbender & Wegner en in 1986 door Lund, Bengtsson en Thorborg, geloofde men aanvankelijk dat patiënten met hypoxiegerelateerde aandoeningen zoals fibromyalgie en chronische rugpijn eenvoudigweg meer zuurstof moesten krijgen. Het idee was om zuurstoftanks te gebruiken om meer zuurstof aan het lichaam toe te dienen, in de hoop de symptomen te verlichten.
Deze aanpak bleek echter al snel niet effectief te zijn. Het cruciale inzicht was dat het niet alleen gaat om de hoeveelheid beschikbare zuurstof, maar ook hoe het lichaam deze verdeelt. Het autonome zenuwstelsel (ANS) speelt een cruciale rol bij het bepalen waar en hoeveel zuurstof aan verschillende weefsels wordt geleverd. Emotionele trauma’s en stress kunnen het ANS verstoren, wat leidt tot een onevenwichtige bloedstroom en plaatselijke hypoxie.
Het aanpakken van deze onderliggende problemen door methoden zoals holistische hypnotherapie, die kan helpen bij het reguleren van het ANS door het oplossen van emotioneel trauma, heeft meer belofte getoond in het herstellen van de juiste zuurstofdistributie en het verbeteren van symptomen die geassocieerd worden met hypoxie-gerelateerde aandoeningen.
Holistische hypnotherapie als mogelijke oplossing
Holistische hypnotherapie biedt een veelbelovende aanpak om deze problemen aan te pakken door het ANS te helpen emotionele trauma’s te verwerken en te beheren. Door deze diepgewortelde emotionele problemen aan te pakken, kunnen we mogelijk de bloedstroom en zuurstoftoevoer naar weefsels verbeteren, waardoor de hypoxie die ten grondslag ligt aan zoveel aandoeningen wordt verlicht.
Eén methode, die bekend staat als “Flow of Life”, is erop gericht om de communicatie met het ANS te vergemakkelijken, waardoor het evenwicht wordt hersteld en de zuurstofverdeling door het lichaam wordt verbeterd. Hoewel er meer onderzoek nodig is, kan vroegtijdige interventie met holistische hypnotherapie ondersteuning bieden in de vroege stadia van aandoeningen zoals Alzheimer, waardoor de cognitieve achteruitgang mogelijk wordt vertraagd en het algehele welzijn verbetert.
Conclusie
Hypoxie speelt een cruciale rol in de ontwikkeling en progressie van verschillende vaatziekten en chronische aandoeningen. Door te begrijpen hoe zuurstoftekort verschillende delen van het lichaam beïnvloedt en de invloed van het autonome zenuwstelsel te herkennen, kunnen we nieuwe therapeutische wegen verkennen. Holistische hypnotherapie, door het aanpakken van emotioneel trauma en het helpen van het ANS bij het optimaliseren van de zuurstofdistributie, biedt een potentiële oplossing op lange termijn voor het beheren van hypoxie-gerelateerde aandoeningen.
Oproep tot Actie
Ben je een professionele hypnotherapeut of gezondheidscoach die geïnteresseerd is in het uitbreiden van je vaardigheden en het helpen van cliënten op een diepgaande manier? Doe mee aan ons trainingsprogramma en leer hoe holistische hypnotherapie vasculaire problemen gerelateerd aan hypoxie kan aanpakken. Samen kunnen we een verschil maken en de gezondheid en het leven van talloze mensen verbeteren. Neem vandaag nog contact met ons op voor meer informatie over onze trainingsprogramma’s en begin je reis om een leider in holistische gezondheid te worden.
Door prioriteit te geven aan de gezondheid van hart en bloedvaten en holistische benaderingen te overwegen, kunnen we ervoor zorgen dat onze weefsels de zuurstof krijgen die ze nodig hebben om optimaal te functioneren, wat leidt tot een gezonder en actiever leven.
Tijdens de zwangerschap ondergaat de foetus talloze ontwikkelingen die de basis vormen voor zijn of haar toekomstige gezondheid en welzijn. Een aspect van deze ontwikkeling is de installatie van reflexen, waaronder de Asymmetrisch Tonische Nekreflex (ATNR), die van cruciaal belang zijn voor motorische en cognitieve vaardigheden. Met behulp van hypnose kunnen aanstaande ouders een connectie maken met het onderbewuste van de baby en controleren of deze reflexen goed geïnstalleerd zijn, en zo nodig bijsturen naar harmonie voor een optimale ontwikkeling.
Wat zijn Reflexen en waarom zijn ze Belangrijk?
Reflexen zijn automatische, onvrijwillige reacties van het lichaam op bepaalde stimuli. Tijdens de zwangerschap en de vroege kinderjaren spelen reflexen een essentiële rol bij het stimuleren van de ontwikkeling van het zenuwstelsel en het leren van motorische vaardigheden. De ATNR, bijvoorbeeld, helpt bij het ontwikkelen van de spierspanning, de samenwerking tussen beide lichaamshelften, en is van invloed op het evenwicht en de coördinatie.
Hoe Werkt Hypnose bij het Installeren van Reflexen?
Hypnose is een staat van diepe ontspanning waarbij het bewustzijn wordt veranderd om toegang te krijgen tot het onderbewuste. Tijdens de zwangerschap kunnen aanstaande ouders, onder begeleiding van een ervaren hypnotherapeut, gebruik maken van hypnose om een connectie te maken met de baby in de baarmoeder. Via ideomotorische signalen, subtiele bewegingen die worden veroorzaakt door het onderbewuste, kan de hypnotherapeut communiceren met de baby en controleren of de reflexen goed geïnstalleerd zijn.
Voordelen van Hypnose bij het Harmonieus Installeren van Reflexen
Vroegtijdige Detectie van Problemen: Hypnose stelt aanstaande ouders in staat om vroegtijdig eventuele problemen met de reflexen van de baby te detecteren, nog voordat de baby is geboren.
Zachte Bijsturing: Indien nodig kunnen eventuele problemen met de reflexen van de baby voorzichtig worden bijgestuurd naar harmonie, zonder invasieve procedures of medicatie.
Bevordering van Gezonde Ontwikkeling: Door de reflexen van de baby te harmoniseren tijdens de zwangerschap, kan hypnose bijdragen aan een gezonde ontwikkeling van het zenuwstelsel, de motorische vaardigheden en de cognitieve functies.
Hoe Kun je Hypnose Integreren in de Zwangerschapsroutine?
Het integreren van hypnose in de zwangerschapsroutine kan eenvoudig zijn met de juiste begeleiding. Het kan worden gedaan als onderdeel van een zwangerschapscursus of individuele sessies met een gekwalificeerde hypnotherapeut. Aanstaande ouders kunnen ontspannende hypnosesessies thuis uitvoeren, waarbij ze zich richten op het maken van een connectie met de baby en het bevorderen van een gezonde ontwikkeling.
Voorkomen van Problemen door Harmonieus Installeren van Reflexen
Het tijdig en harmonieus installeren van reflexen tijdens de zwangerschap kan tal van problemen helpen voorkomen, zowel op fysiek als cognitief gebied. Hieronder volgt een overzicht van enkele mogelijke problemen die kunnen worden voorkomen:
Algemeen Welzijn:
Evenwichtsstoornissen
Fibromyalgie
Gehoorproblemen
Scheefstand/groei van het lichaam
Spieratrofie/slapte/krampen
Scheefstand van het hoofd
Uitputting/Burn-out
Spijsverteringsproblemen
Gewrichts- of botschade
Verhoogd risico op schouderklachten
Afwijkingen aan de wervelkolom
Motorische Uitdagingen:
Moeite met stilzitten
Problemen met oogvolgbewegingen
Moeite met (hard)lopen
Evenwichtsproblemen
Problemen met coördinatie
Moeite met bal gooien en vangen
Niet oversteken van de lichaamsmiddellijn
Vaak struikelen, vallen en botsen
Onvoldoende gekropen hebben
Gedragsmatige Problemen:
Moeite met het houden van maat
Problemen met het organiseren van verschillende vaardigheden
Moeite om snel in actie te komen of op tijd te stoppen
Weerstand tegen veranderingen
Leerproblemen:
Moeite met het vasthouden van de aandacht
Problemen met het onthouden en volgen van reken- en spellingsregels/strategieën
Moeite met lateraliseren
Problemen met letterherkenning en (begrijpend) lezen
Moeite met het overschrijven van het bord of uit het boek
Omkeren van letters/cijfers
Moeite met schrijfmotoriek en pengreep
Problemen met het navertellen of volgordelijk opschrijven van denkstappen (bijvoorbeeld bij wiskunde)
Moeite met automatiseren
Woordvindingsproblemen
Diagnoses zoals dyslexie, dyscalculie en andere “dys”-diagnoses
Beelddenken en disharmonische intelligentieprofielen
Door vroegtijdig in te grijpen en de reflexen van de baby harmonieus te installeren tijdens de zwangerschap, kunnen deze problemen worden voorkomen of verminderd. Het is dus van groot belang om de reflexen van de baby actief te controleren en indien nodig bij te sturen, zodat een gezonde ontwikkeling wordt bevorderd.
Conclusie
Hypnose biedt een waardevolle mogelijkheid voor aanstaande ouders om een connectie te maken met hun baby tijdens de zwangerschap en de reflexen van de baby te controleren en indien nodig bij te sturen naar harmonie. Door hypnose te integreren in de zwangerschapsroutine, kunnen ouders bijdragen aan een gezonde ontwikkeling van hun baby, zowel fysiek als cognitief.
Help mij om een maatschappij te creëren waar er minimum #1,000,000 baby’s zich waardevol voelen.
In onze onophoudelijke zoektocht naar oplossingen voor enkele van de meest prangende maatschappelijke uitdagingen — oorlog, hongersnood, criminaliteit, en een overbelast rechtssysteem — ontdekken we mogelijk een doorbraak die zo fundamenteel en verrassend eenvoudig is, dat het onze benadering van sociale hervorming voorgoed kan veranderen. Deze doorbraak ligt niet in geavanceerde technologie of stringentere wetgeving, maar in een domein dat tot nu toe over het hoofd is gezien: de allereerste momenten van menselijk bestaan, nog voor de geboorte.
De Kracht van de Baarmoederlijke Band
Als hypnotherapeut, gespecialiseerd in het werken met ideomotorische signalen, heb ik met collega’s een opmerkelijke ontdekking gedaan. Door duizenden sessies heen heb ik geleerd dat veel mensen zich vanaf hun vroegste begin — letterlijk in de baarmoeder — niet volledig waardevol voelen. Deze onthulling is zowel verrassend als onthutsend, gezien het leven buiten de baarmoeder dan nog moet beginnen.
Deze initiële gevoelens van ontoereikendheid en onveiligheid kunnen diepgaande effecten hebben op iemands vermogen om gezonde relaties te vormen, en beïnvloeden hoe men zich verhoudt tot de bredere maatschappij. Het suggereert een fundamentele tekortkoming in onze allereerste verbindingen met de wereld, die, indien onaangepakt, zich manifesteert in de vele sociale problemen die we vandaag zien.
Een Nieuwe Aanpak voor Oude Problemen
Deze observaties hebben geleid tot een revolutionair idee: wat als we konden beginnen met het vormen van een veilige, liefdevolle verbinding tussen moeder en kind nog voordat het kind geboren wordt? Door hypnotherapeutische technieken kunnen we de emotionele en psychologische fundamenten leggen voor toekomstige generaties die zich veilig, gewaardeerd en verbonden voelen — essentiële voorwaarden voor het ontwikkelen van harmonieuze relaties en een vredige samenleving.
Dit concept gaat veel verder dan individuele gezondheid of welzijn; het heeft het potentieel om de maatschappij als geheel te transformeren. Door de emotionele en psychologische gezondheid van onze jongste burgers te waarborgen, kunnen we de basis leggen voor een wereld zonder oorlog, criminaliteit, en sociaal onrecht.
De Rol van Zwangerschapshypnotherapie
Zwangerschapshypnotherapie biedt een unieke methode om deze vroege verbindingen te versterken. Door gerichte sessies kunnen aanstaande moeders en hun ongeboren kinderen ervaringen van diepe liefde en veiligheid delen, waardoor de basis wordt gelegd voor positieve zelfwaardering en veilige hechtingspatronen. Deze benadering kan niet alleen helpen om zwangerschapscomplicaties en postnatale depressies te verminderen, maar ook de deur openen naar een toekomst waarin nieuwe generaties opgroeien met een fundamenteel gevoel van hun eigen waarde en een natuurlijke neiging naar vreedzame, constructieve relaties.
Een Oproep tot Actie
Deze inzichten en methoden zijn niet slechts theoretisch; ze zijn gebaseerd op jaren van praktijkervaring en observatie. Het is tijd om deze kennis te verspreiden en te integreren in onze benadering van prenatale zorg, opvoeding, en sociale ontwikkeling.
“Van Baarmoeder tot Wereldwijde Vrede” is meer dan een visie; het is een praktisch pad naar maatschappelijke transformatie. Door de kracht van de allereerste menselijke verbindingen te erkennen en te cultiveren, kunnen we de fundering leggen voor een wereld waarin vrede, harmonie, en welzijn de norm zijn, niet de uitzondering.
Laten we samenwerken aan een toekomst waar elk kind welkom wordt geheten in een wereld die klaar is om hen te omarmen met liefde, veiligheid, en de belofte van onbeperkte potentie. Dit is de eerste stap op onze weg naar wereldwijde vrede en maatschappelijke transformatie. De reis begint in de baarmoeder, waar de fundamenten van ons zijn en onze interacties met de wereld worden gevormd. Dit is onze kans om een nieuw hoofdstuk voor de mensheid te beginnen, een hoofdstuk waarin elke geboorte de geboorte van mogelijkheid, hoop en ongekende sociale harmonie is.
Op welke manier?
In eerste instantie dacht ik dat ik iedereen een volledige training moest geven om één op één te werken met een zwangere dame. Al snel bleek dit praktische problemen te geven, omdat niet iedereen een professionele hypno-coach is.
Dus heb ik het over een andere boeg gegooid en audio’s ter beschikking gesteld.
Eerst een algemene audio (22’04”), waarbij mijn stem de luisteraar begeleid naar een fijne ontspanning. Op het einde van de audio wordt de ontspanning verankerd met enkele woordjes, zodat men zelfstandig via de woordjes terug in die ontspanning kan gaan. Heel eenvoudig.
Daarna kan men een 2e audio (9’32”) beluisteren om specifiek de liefde te ervaren. Deze 2 audio’s heb ik gemaakt om iedere zwangere dame de kans te geven om de liefde te ervaren met het kindje. Dit luister proces kan ook perfect worden opgeschaald. Wat zeker kan bijdragen aan het succes van onze beweging. De technologie staat perfect toe om de audio vele malen (gratis) af te spelen.
Vanaf het moment dat de zwangere dame zelfstandig via de ankerwoordjes (vrede-diep-hoog) in de ontspanning kan gaan, kan er iemand anders haar ook eenvoudig begeleiden om de liefde met het kindje te ervaren. Het enige wat je dan dient te doen als begeleider van dat proces in de staat ‘hoog’ enkele gesloten vragen te stellen. Verderop staat een instructie video. Dus maak het jezelf niet te moeilijk.
Ik heb enkele korte YouTube video’s gemaakt waarbij ik uitleg geef. Die vind je hier:
Hoe werkt het brein? (4’27”)
Op welke manier kunnen zwangere dames de verbinding ervaren met hun kindje (4’25”)
Hoe kunnen we zo snel mogelijk 1,000,000 baby’s bereiken? (4’23”)
Net voor Kerst 2023 kreeg ik bericht uit Zwitserland dat er eindelijk een doorbraak was bij het wetenschappelijk onderzoek naar “somnambulisme” en de “esdaile-staat” waar ik iedere dag in werk. Voor mij was dit bericht erg belangrijk, omdat ik eindelijk kon bewijzen dat mijn methodiek wetenschappelijk onderbouwd was.
Hieronder heb ik een Nederlandse vertaling van het onderzoek gekopieerd.
Investigating functional brain connectivity patterns associated with two hypnotic states
Onderzoek naar functionele hersenverbindingspatronen geassocieerd met twee hypnotische toestanden
Nuno M. P. de Matos1, Philipp Staempfli2, Erich Seifritz3, Katrin Preller3 en Mike Bruegger1*
1Kliniek voor Cranio-Maxillofaciale en Kaakchirurgie, Centrum voor Tandheelkunde, Universiteit van Zürich, Zürich, Zwitserland,2 MR-Center van de afdeling Psychiatrie, Psychotherapie en Psychosomatiek, afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie, Psychiatrisch Ziekenhuis, Universiteit van Zürich, Zürich, Zwitserland,3 Afdeling Psychiatrie, Psychotherapie en Psychosomatiek, Psychiatrisch Ziekenhuis, Universiteit van Zürich, Zürich, Zwitserland.
Terwijl er klinisch succes en groeiende onderzoeksinteresse is in hypnose, blijft de neurobiologische onderbouw van hypnose onduidelijk. In deze fMRI studie (die deel uitmaakt van een groter hypnose project) met 50 hypnose- ervaren deelnemers, analyseerden we neurale en fysiologische responsen tijdens twee hypnose toestanden, en vergeleken deze met niet-hypnotische controle condities en met elkaar. Een onbevooroordeelde analyse van de volledige hersenen (multi-voxel patroon analyse, MVPA), identificeerde belangrijke neurale hubs in parieto-occipitale-temporale gebieden, cuneale/precuneale en occipitale cortex, linguale gyri, en de occipitale pool. Een directe vergelijking
Grenzen in menselijke neurowetenschappen
van beide hypnotische connectiviteitsveranderingen, temporale/supramarginale gyri, cuneus, planum temporale, en linguale gyri. Op multi-voxelpatroonanalyse (MVPA) gebaseerde seeds werden geïmplementeerd in een seed-to-voxelanalyse die regiospecifieke toe- en afnames in functionele connectiviteitspatronen onthulde. Fysiologisch vertraagde de ademhaling significant tijdens hypnose. Samengevat geven deze bevindingen nieuwe inzichten in de door hypnose geïnduceerde functionele connectiviteitsveranderingen en verhelderen ze verdere kennis over de neurobiologie van veranderd bewustzijn.
Moderne vormen van hypnose, inclusief hypnosetherapie, beleven een ware opleving in populariteit binnen een brede waaier van toepassingen (Pekala, 2013, 2016; Wickramasekera, 2015; Zahedi en Sommer, 2021). Volgens de American Psychological Association (APA) wordt hypnose gedefinieerd als “een bewustzijnstoestand met gerichte aandacht en verminderd perifeer bewustzijn, gekenmerkt door een verhoogde capaciteit om te reageren op suggestie” (Elkins et al., 2015). Er zijn verschillende methoden om iemand te hypnotiseren. Gesproken woorden met suggestieve inhoud worden het meest gebruikt voor een hypnose-inductie (Zahedi en Sommer, 2021). Een gehypnotiseerd persoon kan,
01 grensin.org
toestanden toonde vooral in de
diepte-afhankelijke linker superieure
afhankelijk van de hypnotische diepte, de volgende veranderingen ervaren: gevoelens van diepe mentale en fysieke ontspanning, mentale absorptie, vermindering van oordelen en monitoring, opschorting van tijd en lokalisatie oriëntatie, en soms de ervaring van automatische of extra- volitionele eigen (motorische) reacties.
Grenzen in menselijke 01 neurowetenschappen
grensin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
(Price en Barrell, 2014; Landry et al., 2017; Varga et al., 2017; Zahedi en Sommer, 2021; Bicego et al., 2022). Er is momenteel echter geen overkoepelend concept met betrekking tot de definitie van een hypnotische toestand (Mazzoni et al., 2013; Hinterberger, 2015; Landry et al., 2017; Zahedi en Sommer, 2021). De literatuur beschrijft meestal een verandering in het waakbewustzijn, lichte of diepe trance, en soms een continuüm van fluctuerende trancetoestanden – dat wil zeggen, een toestand die vaak nogal instabiel en ongrijpbaar is. Bovendien wordt aangenomen dat de neutrale hypnotische toestand, d.w.z. de hypnotische toestand op zich zonder enige therapeutische of klinische interventie, zeer individueel is. Als gevolg daarvan kan er een duidelijke heterogeniteit zijn in de perceptie en de bijbehorende neurofysiologische processen, wat kan worden weerspiegeld in een grote variantie in de gegevens wanneer deze worden onderzocht (McGeown et al., 2015; Jensen et al., 2017).
Hoewel hypnose uitgebreid bestudeerd werd, is het begrip van hypnose-geassocieerde neurale effecten beperkt en blijven er dus cruciale open vragen over de identificatie van neuronale mechanismen die aan de basis liggen van hypnose-inductie en van de hypnotische toestand op zich (Wickramasekera, 2015; Pekala, 2016; Landry e.a., 2017).
Verschillende sleutelfactoren worden herhaaldelijk besproken als belemmering voor het bestuderen van hypnose volgens wetenschappelijke principes die zorgvuldige overweging vereisen (Barnier en Nash, 2012; Kihlstrom, 2013; Landry en Raz, 2015; Landry et al., 2017; Zahedi en Sommer, 2021). Er zijn vaak (i) geen coherente methodologische standaarden en hoge variabiliteit in inductie procedures, (ii) geen adequate controle condities, (iii) geen vergelijkingen van hypnotische toestanden binnen versus buiten de scanner, (iv) klein aantal studie deelnemers wat een lage statistische power impliceert, en (v) studies met unimodale benaderingen (voornamelijk fMRI).
Een grote uitdaging is de standaardisatie van hypnotische inductie en het ontwerp van een geschikte controleconditie in de MR setting (Kihlstrom, 2013; Oakley en Halligan, 2013; Jensen et al., 2017; Landry et al., 2017; Varga et al., 2017; Zahedi en Sommer, 2021). Een adequate controleconditie moet overeenkomen met de semantische inhoud van de hypnose inductie zonder het hypnagogische effect (Varga et al., 2017).
Gebaseerd op al deze methodologische bekommernissen en open vragen hebben we een multi-studie onderzoeksproject ontwikkeld [fMRI, MR spectroscopie en electroencefalografie (EEG)] dat geen therapeutische toepassingen of interventies onderzoekt, maar uitsluitend focust op neurale correlaten die hypnotische toestanden kunnen onderscheiden van normale waaktoestanden.
In deze fMRI-studie worden hersenverbindingspatronen van twee hypnotische toestanden die verschillen in diepte (HS1 en HS2) onderzocht door ze te vergelijken met twee bijpassende controlecondities (CS1 en CS2). We gebruikten de hypnose inductie procedure beschreven door Dave Elman (Barth et al., 2019) bij 50 gezonde deelnemers die ervaring hadden met deze techniek. Functionele connectiviteit werd beoordeeld door middel van multivoxel patroon analyse, een puur data-gedreven aanpak zonder a priori aannames (Whitfield- Gabrieli en Nieto-Castanon, 2012; Arnold Anteraper et al., 2019; Nieto-Castanon, 2020). Connectiviteitsmetingen worden aangevuld met ademhaling en pulsoximetrie samen met een korte vragenlijst.
Samengevat toont deze studie hypnose-geïnduceerde
Grenzen in menselijke 02 neurowetenschappen
veranderingen in het neurale connectoom en geeft verdere aanwijzingen voor hypnotische diepte-afhankelijke connectiviteitsverschillen zoals aangetoond door andere groepen (McGeown e.a., 2015).
grenzenin.org
de Matos et al.
Bicego et al., 2022) (zie aanvullen1d0.e338b9i/jfnlahguem.2v0o2o3r.128e6x3a3c6te bewoordingen).
De inductieteksten voor HS1 en HS2 werden gecompenseerd door twee controleteksten die overeenkwamen met de semantische structuren van
2 Materialen en methoden
2.1 Onderwerpen
Het onderzoek werd goedgekeurd door de ethische commissie van het kanton Zürich. Alle deelnemers kregen gedetailleerde informatie over de experimentele procedure en het doel van het onderzoek en gaven schriftelijk hun geïnformeerde toestemming voordat de procedure werd uitgevoerd. Deelnemers werden geïnstrueerd om 24 uur voor aanvang van het experiment geen alcohol, pijnstillers/andere medicijnen te gebruiken en om te eten voordat ze aankwamen op de onderzoekslocatie. Het onderzoek werd uitgevoerd in het MR-centrum van het Psychiatrisch Universitair Ziekenhuis Zürich, Zwitserland.
In totaal werden 55 gezonde deelnemers (37 vrouwen, 18 mannen, gemiddelde leeftijd 46,9 jaar) gerekruteerd en willekeurig toegewezen aan ofwel sequentie 1 ofwel sequentie 2 van de experimentele procedure (Figuur 1). De rekrutering was gericht op deelnemers die vertrouwd waren met de hypnose procedures die in deze studie gebruikt werden. Deelnemers volgden een basistraining hypnose (Hypnose.NET GmbH/OMNI Hypnosis International). Allen beoefenden zelfhypnose op wekelijkse basis gedurende minstens 2◦ maanden. Hun ervaring stelde hen in staat om in een hypnotische toestand te blijven tijdens de fMRI meting, ondanks de typische scanner setting. Aan allen werd na de MR metingen gevraagd of de hypnotische ervaring in de scanner vergelijkbaar was met de ervaring die ze normaal hebben en kennen buiten de MR scanner.
2.2 Experimenteel ontwerp
Figuur 1 illustreert de experimentele opzet. In beide sequenties werden eerst structurele T1 gewogen anatomische gegevens verworven. Sequentie 1 begon dan met controle toestand 1 (CS1) en controle toestand 2 (CS2), gevolgd door hypnose toestand 1 (HS1) en hypnose toestand 2 (HS2), terwijl sequentie 2 begon met HS1 en HS2, gevolgd door CS1 en CS2.
Elk van deze toestanden werd opgewekt door gesproken teksten die strikt gestandaardiseerd waren, dat wil zeggen dat alle deelnemers identieke teksten te horen kregen. Tijdens de inductiefasen werden geen MR-metingen uitgevoerd. Om een optimale spraakkwaliteit voor de inductieteksten en een optimale ruisonderdrukking tijdens de MR metingen te garanderen, werden speciaal ontworpen hoofdtelefoons (MRConfon, Magdeburg, Duitsland) gebruikt. Het doel van de verschillende hypnose inductie procedures was om verschillende diepte niveaus van neutrale hypnose te induceren. Voor de inductie in HS1, werd een Dave Elman inductie gebruikt, licht aangepast aan de MR scanner omgeving en vertaald naar het Duits (Hypnose.NET GmbH/OMNI Hypnosis International), om een diepe mentale en fysieke relaxatie te induceren (de exacte bewoording kan gevonden worden in de Supplementaire Bijlage). HS1 werd dan verder verdiept in een tweede stap, ook gebaseerd op een Dave Elman verdiepingsmethode aangepast aan de MR scanner omgeving en vertaald naar het Duits, om een diepe staat van hypnose (HS2) te bereiken die typisch resulteert in opschorting van tijd en lokalisatie oriëntatie en ervaring van automatische of extra- volitionele eigen (motorische) responsen (Price en Barrell, 2014; Landry et al, 2017; Varga et al., 2017; Zahedi en Sommer, 2021;
Grenzen in menselijke 02 neurowetenschappen
grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
FIGUUR 1
Experimenteel ontwerp. Deelnemers werden willekeurig toegewezen aan twee verschillende experimentele sequenties om sequentiële effecten tegen te gaan. Beide sequenties waren identiek, behalve dat in sequentie 1, de controle condities (CS1, CS2) eerst werden uitgevoerd, gevolgd door de hypnose inductie en verdieping. In sequentie 2 was de volgorde omgekeerd. Tijdens alle fMRI metingen werden hartritme en ademhalingsgegevens opgenomen. In beide sequenties werd een post-MR vragenlijst gegeven aan de deelnemers om de vergelijkbaarheid van de toestanden te evalueren in vergelijking met de toestand onder vertrouwde omstandigheden (buiten de scanner). Verder beoordeelde de vragenlijst ook de stabiliteit van de toestanden tijdens de metingen, de vermoeidheid van de deelnemers tijdens de metingen en de geleverde inspanning om de toestanden te handhaven (inclusief de wakkere toestand tijdens de controleomstandigheden).
beide hypnoseteksten zo dicht mogelijk, maar zonder de typische hypnotisch-suggestieve inhoud. We construeerden deze controleconditieteksten volgens een recent gepubliceerd artikel, waarin het belang van een geldige controleconditie wordt besproken bij het onderzoeken van hypnose op een fundamenteel wetenschappelijk niveau (Varga et al., 2017). Dit werd gedaan door de hypnoseteksten alinea per alinea te bekijken en even lange Wikipedia-items met de belangrijkste sleutelwoorden te nemen. Controletekst 1 werd semantisch gematcht met de inductietekst voor HS1, en controletekst 2 werd semantisch gematcht met de inductietekst voor HS2, respectievelijk (zie Aanvullend materiaal voor de exacte formulering van controletekst 1 en 2). Voor elke deelnemer werd één van de vijf hypnose-experts willekeurig toegewezen om de inductieteksten te lezen.
Na elke tekst kregen de deelnemers de instructie om niet te spreken, maar alleen te communiceren door hun linker wijsvinger op te steken (omdat mensen de neiging hebben om kleine hoofdbewegingen te maken als ze met ja of nee antwoorden) wanneer ze de overeenkomstige toestand bereikten en klaar waren voor de MR-opname. Dit werd gecontroleerd door een camera die op het bed van de MR-scanner gericht was.
Vervolgens werden voor elke toestand – dus CS1/CS2 en HS1/HS2 – fMRI-gegevens over de rusttoestand verkregen (zie figuur 1 voor details over de volgorde). Verder werden fysiologische parameters beoordeeld tijdens de fMRI-opnames met behulp van de MR-pulsoximeter en de ademhalingsriem. Om het comfort tijdens het verblijf in de scanner te optimaliseren, gebruikten we het Philips Comfort Plus Matras, Philips Healthcare, Best, Nederland.
2.3 MRI-gegevensverwerving
De gegevens werden verkregen op een Philips Achieva 3T- scanner (Philips Medical Systems, Best, Nederland), geüpgraded naar het dStream-platform, met een 32-kanaals hoofdspoel voor
Grenzen in menselijke 03 neurowetenschappen
alleen ontvangst. T1-gewogen gegevens werden verkregen met een 3D-T1w-TFE
(Turbo Field-Echo) sequentie met de volgende parameters: 160 sagittale plakjes,
FOV = 240 × 240 × 160 mm3, acquisitiematrix 240 × 240 pixels, scanduur 7 min 32 s.
Voor de fMRI rusttoestandgegevens werden identieke sequenties gebruikt voor alle vier de experimentele toestandsomstandigheden. Een T2∗-gewogen echo planaire beeldvorming (EPI) sequentie met 220 volumes werd toegepast met de volgende parameters: 45 axiale plakken, TR = 2500 ms, TE = 30 ms, in-plane acquisitie voxelgrootte = 3,00 × 3,00 mm2, slice dikte = 3,0 mm, flip angle = 78◦, field of view (FOV) = 220
× 220 mm2, acquisitie en reconstructie matrix = 128 × 128, SENSE = 1,8, slice gap = 0 mm. De acquisitie van de functionele volumes werd voorafgegaan door vijf dummy scans die niet waren opgeslagen in de dataset, wat resulteerde in een totale acquisitietijd van ongeveer 10 min per scan (figuur 1).
2.4 Analyse van fMRI-gegevens
2.4.1 Stap 1: voorbewerking
Preprocessing en connectiviteitsanalyses werden uitgevoerd in MATLAB V2018b met behulp van de CONN toolbox V18.b (Whitfield-Gabrieli en Nieto-Castanon, 2012; Nieto-Castanon, 2022). Voor preprocessing gebruikt CONN functies uit de SPM12 software V6906.1 We pasten de standaard preprocessing stappen toe zoals voorgesteld door (Whitfield-Gabrieli en Nieto-Castanon, 2012):
(1) Vertaling van de voorste commissuur naar de (0,0,0 mm) coördinaten
(4) Detectie van uitschieters met behulp van de artefactdetectietools geïmplementeerd in CONN
(5) Co-registratie van het functionele beeld met het individuele anatomische beeld (T1)
(6) Segmentatie en normalisatie van het T1-beeld naar de ruimte van het Montreal Neurological Institute (MNI)
(7) Normalisatie van de functionele beelden met behulp van de vervormingsmatrix die bij de vorige segmentatie is gemaakt en normalisatie van het T1-beeld
(8) Interpolatie naar een voxelgrootte van 2◦mm3
(9) Ruimtelijke afvlakking met een Gaussische kernel met 8◦mm volle breedte bij half maximum (FWMH).
2.4.2 Stap 2: Denoising en filtering
Voor functionele connectiviteitsanalyse zijn conservatievere benaderingen nodig – in vergelijking met taakgebaseerde fMRI – om de verstorende invloeden van beweging van de proefpersoon en andere niet-neuronale bronnen, zoals pulsatie of ademhalingsartefacten, goed te kunnen controleren (Birn et al., 2006; Van Dijk et al., 2010, 2012; Power et al., 2012). Om dergelijke verstorende effecten te verwijderen, hebben we de CompCor methode toegepast die is geïmplementeerd in CONN (Behzadi et al., 2007). CompCor schat de principale componenten (PCA) van de BOLD tijdreeksen binnen witte stof, cerebrospinale vloeistof (CSF) en grote vaten, omdat het onwaarschijnlijk is dat BOLD tijdreeksveranderingen (in deze zogenaamde “ruis ROI’s”) gemoduleerd worden door neurale activiteit. Het verwijderen van deze verstorende componenten verhoogt de signaal- ruisverhouding door de afgeleide PCA’s te beschouwen als covariaten in een algemeen lineair model (GLM) en verbetert de detectie van echte effecten die worden opgeroepen door de experimentele condities en dus een geldige identificatie van gecorreleerde en anti-gecorreleerde netwerken (Behzadi et al., 2007; Whitfield-Gabrieli en Nieto-Castanon, 2012; Brauchli et al., 2019). We kozen voor de volgende confound dimensies: WM en CSF: Inf, zonder temporele en polynomiale expansie; Realignment: Inf, met 1e orde afgeleiden en geen polynomiale expansie; Scrubbing: Inf, zonder temporele/polynomiale expansie. Deze conservatieve benadering stelt het algoritme in staat om op betrouwbare wijze alle verstorende signalen die niet onderhevig zijn aan neurale activering te partitioneren. De resterende BOLD tijdreeksen werden vervolgens banddoorlaat gefilterd van 0,01 tot 0,1◦Hz (na regressie RegBP) en lineair getrended (Whitfield- Gabrieli en Nieto-Castanon, 2012).
Na stap 2 hebben we de gegevens zeer zorgvuldig geïnspecteerd met behulp van de opties voor kwaliteitsbeoordeling uit de CONN toolbox. Op basis van deze grondige inspectie werden vier proefpersonen uitgesloten van verdere analysestappen vanwege grote bewegingen of signaalfluctuaties.
2.4.3 Stap 3: Connectoomanalyse
We hebben gekozen voor een puur gegevensgestuurde multi- voxelpatroonanalyse (MVPA) (Whitfield-Gabrieli en Nieto- Castanon, 2012; Nieto- Castanon, 2020, 2022) om de belangrijkste inherente connectiviteitskenmerken te classificeren. De MVPA- meting is een empirische methode (volledig gebaseerd op inherente informatie) om de vorm van deze connectiviteitspatronen en/of enkele van hun sterkste kenmerken volledig weer te geven. De methode identificeert multivariate patronen van paarsgewijze verbindingen tussen alle voxels in de hersenen (1e-niveau voxel-naar-voxel covariantie) en houdt rekening met multivariate afhankelijkheden in de gegevens, in tegenstelling tot standaard univariate analyses die de effecten van elk voxel of cluster afzonderlijk beschouwen.
Een dergelijke strategie maakt de modelvrije detectie mogelijk van gebieden/clusters die fundamenteel betrokken zijn bij de corresponderende neuronale codering van de vier condities (HS1, HS2, CS1 en CS2).
De analyse op het eerste niveau werd uitgevoerd met 10 PCA- factoren (principale componentenanalyse), met een dimensionaliteitsvermindering van 64 die de standaardaanpak weerspiegelt met behulp van de CONN-toolbox die wordt beschreven in Whitfield-Gabrieli en Nieto-Castanon (2012), Nieto- Castanon (2022). De afgeleide clusters werden vervolgens verder verwerkt in een MVPA op het 2e niveau, zoals hieronder beschreven.
2.4.3.1 Analyse op het 2e niveau
Gebaseerd op de testhypothese dat HS1 en HS2 twee verschillende hypnose niveaus vertegenwoordigen, betekent dit dat het neurale connectoom verondersteld wordt te verschillen tussen deze condities. Daarom is de correcte aanpak HS1 te vergelijken met de inhoudelijk gematchte controle conditie CS1 en HS2 dienovereenkomstig met CS2. Een andere belangrijke stap is de vergelijking tussen de twee controlecondities. Hier nemen we aan dat er geen verschillen zijn in de MVPA-gebaseerde functionele connectiviteitsarchitectuur omdat beide controleteksten geen hypnotische elementen bevatten. De laatste stap is de MVPA-gebaseerde vergelijking tussen HS1 en HS2, omdat we verschillende neurale connectomen veronderstellen tussen deze twee toestanden. In totaal werden vier statistische analyses uitgevoerd (CS1 vs. HS1; CS2 vs. HS2; HS1 vs. HS2, en CS1 vs. CS2). Om rekening te houden met meervoudige vergelijkingen, werd de p-drempel van voxelhoogte ingesteld op 0,00025 (ongecorrigeerd) door de typisch toegepaste drempelwaarde van 0,001 te delen door 4. Op clusterniveau werd een FDR-correctie (false discovery rate) met een p-niveau van 0,05 toegepast (zie Tabel 1).
2.4.4 Stap 4: Zaad-tot-voselanalyse
De resulterende clusters uit de MVPA-analyses werden gebruikt als seed ROI’s voor het berekenen van een seed-to-voxel analyse om de connectiviteitspatronen die ten grondslag liggen aan de MVPA-bevindingen verder te onderzoeken (Arnold Anteraper et al., 2019; Nieto-Castanon, 2022).
TABEL 1 Toegepaste contrasten en drempelwaarden voor statistische significantie in de MVPA-analyse op het 2e niveau en post-hoc zaad-naar-voxel- onderzoeken.
Grenzen in menselijke 04 grenzenin.org neurowetenschappen
Contrast
MVPA-analyse
Post-hoc zaad-naar-voxel analyse
de Matos et al.
Hoogte drempel. (niet gecorrigeerd)
Clusternivea u (FDR- corr)
Aantal zaadclusters
Hoogte drempel. (niet gecorrigeerd) 10.3
389/fnhum.2023.1286336 Clusternivea u (FDR- corr)
CS1 vs. CS2 p = 0.00025 p = 0.05 Geen sig-clusters van MVPA
CS1 vs. HS1 p = 0.00025 p = 0.05 5 p = 0.00002 p = 0.05
CS2 vs. HS2 p = 0.00025 p = 0.05 4 p = 0.00025 p = 0.05
HS1 vs. HS2 p = 0.00025 p = 0.05 6 p = 0.000167 p = 0.05
Grenzen in menselijke 04 grenzenin.org neurowetenschappen
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
De seed-to-voxel analyses werden ook uitgevoerd met behulp van de CONN toolbox door het berekenen van de bivariate correlaties van gemiddelde signaalfluctuaties van elk cluster naar alle andere voxels. De statistische drempels werden gedefinieerd analoog aan de MVPA analyses door bonferroni correctie van de hoogte drempel van p = 0,001 voor het aantal zaad clusters geïdentificeerd voor een bepaald contrast in de MVPA analyses (hoogte drempel contrast: p = 0,001/N clusters; cluster-niveau FDR-corr p = 0,05). Statistische drempelwaarden zijn samengevat in tabel 1.
2.5 Verwerving en analyse van psychofysiologische gegevens
Ademhaling en hartslag gegevens werden opgenomen tijdens elke rs- fMRI acquisitie om potentiële psychofysiologische effecten geassocieerd met de hypnose toestanden te beoordelen. De MR- inherente ademhalingsriem en de pulse oximeter werden gebruikt voor de gegevensverwerving en de gegevens werden gesampled bij 496 Hz (Figuur 1). Scanphyslog tekstbestanden die voor alle rs- fMRI sessies werden gemaakt, werden geïmporteerd in LabChart Pro v8.1.2 (ADInstruments, Sydney, Australië) voor analyse.
2.5.1 Hartslagmetingen
Hartslag (HR) en hartslagvariabiliteit (HRV) werden berekend met behulp van de HRV-module die geïntegreerd is in de LabChart software. Deze module zorgt voor automatische identificatie van de pieken in het pulsoximetriesignaal en levert automatisch HRV-schattingen in het tijd- en frequentiedomein. Het pulsoximetriesignaal werd visueel geïnspecteerd op fouten in de piekclassificatie en indien nodig handmatig gecorrigeerd (de Matos et al., 2019).
HR werd gekwantificeerd als gemiddelde slagen per minuut tijdens elk van de metingen. HRV werd berekend als de verhouding tussen laagfrequente en hoogfrequente (LF/HF) componenten in het hartslagvariabiliteitssignaal. De LH/FH- verhouding is een afspiegeling van de verhouding tussen sympathische (LF) en parasympathische (HF) activiteitsniveaus van het autonome zenuwstelsel (ANS). Hoe hoger de waarde, hoe sterker het relatieve sympathische activiteitsniveau (Cacioppo et al., 2007).
2.5.2 Ademhaling
Eerst werd het ademhalingssignaal laagdoorlaat gefilterd op 0,5 Hz om ruis met een hoge frequentie te verwijderen. Ten tweede werden de pieken van elke ademhalingscyclus (maximale inademing) geïdentificeerd met behulp van de
toolbox voor piekanalyse in het LabChart softwarepakket voor het schatten en extraheren van respiratoire cycluslengtes. De gegevens werden visueel gecontroleerd op classificatiefouten en foutieve perioden werden uitgesloten.
2.6 Vragenlijsten
Na het MR experiment werd, zoals hierboven vermeld, een speciaal ontworpen korte vragenlijst afgenomen om kwalitatieve gedragsaspecten te beoordelen over de hypnose ervaring tijdens de MR metingen in de scanner in vergelijking met de gekende ervaring buiten de scanner.
2.7 Statistische analyse van psychofysiologische en vragenlijstgegevens
Statistische analyses van hartslag-, ademhalings- en vragenlijstgegevens werden uitgevoerd met SPSS 25 (IBM Corp., Armonk, NY, USA). Een statistische drempel van p < 0,05 (tweezijdige) werd toegepast als significantieniveau. Eerst werden de gegevens gecontroleerd op hun normale verdeling door middel van een Kolmogorov-Smirnov normaliteitstest. Afhankelijk van de test voor normaliteitsverdeling, werden vergelijkingen van de vier condities (1) ofwel geanalyseerd door middel van een 2 × 2 factor variantieanalyse (ANOVA) met de factoren interventie (hypnose, controle) en diepte (toestanden 1 of 2), of (2) vergeleken door middel van een niet-parametrische Friedman-test. In geval van significanties werden post-hoc analyses
uitgevoerd door middel van de Wilcoxon signed-rank test.
3 Resultaten
Het aantal datasets dat werd meegenomen in de analyses voor de verschillende uitkomsten is samengevat in Tabel 2.
3.1 Gedragsaspecten: kenmerken en trouw van de hypnotische toestand
In Tabel 3 staan beschrijvende statistieken van de vragenlijst die de deelnemers hebben ingevuld om de kwaliteit en de kenmerken van de verschillende staten te beoordelen.
TABEL 2 Overzicht van het aantal datasets dat is opgenomen in de analyses voor de verschillende uitkomsten.
fMRI 50 5 datasets werden uitgesloten vanwege sterke beweging en/of buitensporige niveaus van globale signaalfluctuaties
Grenzen in menselijke 05 grensin.org neurowetenschappen
fMRI-studie
Analyse
Geanalyseerde datasets
Redenen voor uitsluiting
Primaire uitkomst:
Secundaire uitkomsten:
Vragenlijsten 50
Ademhaling 44 6 extra datasets werden uitgesloten vanwege significant signaalverlies en artefacten
de Matos et al. 10.3389/fnhum.2023.1286336
Hartslag en hartslagvariabiliteit 42 8 extra datasets werden uitgesloten vanwege significant signaalverlies en artefacten Merk op dat voor de secundaire uitkomsten alleen de 50 deelnemers werden beschouwd die waren opgenomen in de analyses van de primaire uitkomsten.
Grenzen in menselijke 05 grensin.org neurowetenschappen
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
TABEL 3 Beschrijvingen van de vragenlijst over de kwaliteit van de hypnotische toestand.
Item
Gemiddelde (SD)
CS1
CS2
HS1
HS2
Hoe vergelijkbaar waren de hypnotische toestanden met die je kent van buiten de MR- – – 8.67 8.36 scanner? (1 = helemaal niet/10 = identiek) (1.48) (1.76)
Veranderde de kwaliteit van de toestand tijdens de 2.32 2.38 2.56 3.27 meting? (1 = helemaal niet/10 = volledig veranderd) (1.82) (1.86) (1.84) (2.33)
Was het moeilijk om binnen de staten te blijven? (1 = helemaal niet/10 = erg moeilijk)
2.88 (2.13)
3.02 (2.17)
1.88 (1.62)
1.73 (1.19)
Hoe dicht was u bij het in slaap vallen? (1 = helemaal niet/10 = viel in slaap)
1.98 (1.83)
2.12 (1.98)
1.35 (1.07)
1.37 (1.24)
CS1/CS2 staat voor Controle toestanden, HS1/HS2 voor Hypnotische toestanden, SD, standaarddeviatie.
TABEL 4 Fysiologische parameters gemeten in beide onderzoeken.
De gegevens van de fysiologische parameters, inclusief gemiddelde waarden en bijbehorende standaarddeviaties, zijn samengevat in Tabel 4.
3.2.1 HR en HRV
Analyse van de HR- en HRV-gegevens vond geen significante verschillen tussen de vier experimentele condities.
3.2.2 Ademhaling
Vanwege significante afwijkingen van de normale verdeling werden de vier condities tegelijkertijd vergeleken door middel van een Friedman-test. Hieruit bleek dat er significante verschillen waren tussen de condities (X2 = 25,391, p < 0,001. Post-Hoc analyses door middel van Wilcoxon-tests vonden significant langzamere ademhalingsfrequenties tijdens HS1 vergeleken met CS1 (Z = -3,361, p = 0,001). Tussen CS2 en HS2 was de gemiddelde daling in ademfrequentie zelfs nog meer uitgesproken met een gemiddelde van 7,17 s voor een ademhalingscyclus die ook statistische significantie bereikte (Z = -2,778, p = 0,005).
De vergelijking tussen hypnose toestanden (HS1, CS1) en controle toestanden (HS2, CS2) bereikte geen statistische significantie voor de gemiddelde ademhalingsfrequentie.
3.3 fMRI-resultaten
We beschrijven eerst de multi-voxel-patroon analyse (MVPA) resultaten voor de vergelijkingen controle toestand 1 vs. hypnose toestand 1 (CS1 vs. HS1), controle toestand 2 vs. hypnose toestand 2 (CS2 vs. HS2) en hypnose toestand 1 vs. hypnose toestand 2 HS1 vs. HS2), geïllustreerd in Figuur 2. De overeenkomstige
Grenzen in menselijke 06 neurowetenschappen
statistische details zijn samengevat
grenzenin.org
de Matos et al.
in Tabel 5 (CS1 vs. HS1), Tabel 6 (CS2 vs. HS2) en Tabel 7 (HS1 vs. HS2).
De vergelijking controletoestand 1 vs. controletoestand 2 (CS1 vs. CS2) leverde geen significante clusters op en wordt daarom niet verder besproken.
10.3389/fnhum.2023.1286336
FIGUUR 2
Illustratie van de geïdentificeerde clusters met de Multi-voxel Patroon Analyse (MVPA) methode voor de drie vergelijkende analyses van de hypnotische toestanden 1 en 2 (HS1 en HS2) en de overeenkomstige controle toestanden 1 en 2 (CS1 en CS2). De vierde vergelijking CS1 vs CS2 bracht geen clusters aan het licht en wordt daarom niet getoond. Voxelhoogte drempel van p < 0,00025 (Bonferroni gecorrigeerd voor de vier uitgevoerde MVPA analyses: p = 0,001/4) en clustergrootte drempel van p < 0,05 FDR werden gebruikt als statistische drempels.
Grenzen in menselijke 06 neurowetenschappen
grenzenin.org
de Matos et al. 10.3389/fnhum.2023.1286336
TABEL 5 Geïdentificeerde clusters uit de Multi-Voxel Pattern Analysis (MVPA) voor het contrast CS1 vs. HS1.
Statistische drempels: Voxel-drempel: p < 0,0002 p-gecorrigeerd; cluster-drempel: p < 0,05 cluster-grootte p-FDR gecorrigeerd; F(10,490) = > 3,41; k = > 37.
Vervolgens beschrijven we alle post-hoc zaad-naar-voxel analyses van elk van de geïdentificeerde MVPA clusters. Deze worden geïllustreerd in Figuren 3-5.
3.3.1 MVPA – Controle toestand 1 vs. Hypnotische toestand 1
De vergelijking tussen Controle Toestand 1 en Hypnotische
Toestand 1 (CS1 vs. HS1, Figuur 2 en Tabel 5) onthulde vijf
Grenzen in menselijke 07 neurowetenschappen
clusters. Vier van
grensin.org
de Matos et al.
Deze bevonden zich voornamelijk in de parieto-occipito- temporale cortex en één in het voorste deel van de rechter thalamus (cluster 4).
Van de occipitale clusters was de grootste mediaal gelegen achter en langs de meeste pariëto-occipitale sulci van beide hersenhelften, reikend tot aan de bilaterale linguale en fusiforme gyri (cluster 1). Deze cluster breidde zich verder uit naar dorsale componenten van het cerebellum. Twee clusters bevonden zich aan de occipitale polen
10.3389/fnhum.2023.1286336
Grenzen in menselijke 07 neurowetenschappen
grensin.org
de Matos et al. 10.3389/fnhum.2023.1286336
TABEL 6 Geïdentificeerde clusters uit de Multi-voxelpatroonanalyse (MVPA) voor het contrast CS2 vs. HS2.
Statistische drempels: Voxel-drempel: p < 0,00025 p-gecorrigeerd; cluster-drempel: p < 0,05 cluster-grootte p-FDR gecorrigeerd; F(10,490) = > 3,41; k = > 78.
(cluster 2, 5). Het laatste cluster omvatte het inferieure deel van de rechter laterale occipitale cortex (cluster 3).
3.3.2 MVPA – Controle toestand 2 vs. Hypnotische toestand 2
De vergelijking CS2 vs. HS2 (Figuur 2 en Tabel 6) identificeerde vier clusters, waarvan er twee zich voornamelijk in de occipitale cortex bevonden (cluster 1, 3).
Het dominante cluster is zeer vergelijkbaar in lokalisatie met het grootste cluster van het contrast CS1 vs. HS1, hoewel het een kleinere clustergrootte heeft van ongeveer 23% minder voxels (cluster 1). Net als het hoofdcluster van het CS1 vs HS1 contrast, was het ook mediaal gelokaliseerd posterior van de parieto- occipitale sulcus van beide hersenhelften tot aan de linguale gyri.
Grenzen in menselijke 08 neurowetenschappen
In vergelijking met het hoofdcluster van contrast CS1 vs HS1, omvatte dit cluster grotere delen van de rechter superieure laterale occipitale cortex.
De andere occipitale cluster bevond zich voornamelijk aan de rechter occipitale pool (cluster 3).
Bovendien resulteerde de MVPA-analyse in de identificatie van twee extra clusters, één gelokaliseerd in de rechter postcentrale gyrus (cluster 2) en één in de rechter midden frontale gyrus (cluster 4).
3.3.3 MVPA – Hypnotische toestand 1 vs. Hypnotische toestand 2
De MVPA-analyse onthulde zes clusters voor het contrast HS1 vs. HS2 (Figuur 2 en Tabel 7). Vergeleken met de voorgaande contrasten bevond het grootste cluster zich niet in de occipitale
grenzenin.org
de Matos et al. 10.3389/fnhum.2023.1286336
TABEL 7 Geïdentificeerde clusters uit de Multi-voxelpatroonanalyse (MVPA) voor het contrast HS1 vs. HS2.
Statistische drempels: Voxel-drempel: p < 0,00025 p-gecorrigeerd; cluster-drempel: p < 0,05 cluster-grootte p-FDR gecorrigeerd; F(10,490) = > 3,41; k = > 32.
cortex. Het was gelegen op de linker temporo-parieto-occipitale kruising, inclusief de posterieure superieure temporale en posterieure supramarginale gyrus, het temporo-occipitale deel van de middelste temporale gyrus en het planum temporale (1). Een tweede cluster was vergelijkbaar gesitueerd in de andere hemisfeer en omvatte het rechter planum temporale en de posterieure supramarginale gyrus (4).
Een groep van vier clusters bevond zich allemaal dicht bij de mediale occipitale cortex (2, 3, 5, 6) en omvatte de linguale gyri, precuneuze, bilaterale cuneale, intracalcarine- en supracalcarine cortex.
3.3.4 Post-Hoczaad-naar-voxelresultaten 3.3.4.1 Controle toestand 1 vs. Hypnotische toestand 1
Zaad 1 correleerde met zeven significante clusters, waarvan vijf
negatief (Figuur 3). De negatief gecorreleerde clusters bestonden
uit grote delen van de laterale occipitale cortex en enkele gebieden
van
Grenzen in menselijke 09 neurowetenschappen
de dorsale pariëtale cortex. Een negatief gecorreleerd cluster werd gevonden in de cerebellaire vermis.
Daarnaast liet de analyse twee positief gecorreleerde clusters zien, één in de linker occipitale pool en één in de rechter frontale pool.
Seed 2 was positief gecorreleerd met een enkel cluster, voornamelijk gelokaliseerd in de linker laterale occipitale cortex.
Zaad 3 bleek gecorreleerd met drie clusters. De grootste was negatief gecorreleerd en omvatte vooral structuren van de ventro- posterieure delen van de occipitale cortex bilateraal. Een positief gecorreleerd cluster bevond z i c h in het linker cerebellum, een ander in de rechter mediale temporale gyrus.
Zaad 4 vertoonde bilateraal negatieve correlaties met één cluster in de anterieure cingulate cortex.
Voor de post-hoc analyse van MVPA-seed 5 werden geen significante clusters geïdentificeerd.
grensin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
FIGUUR 4
Post-Hoc zaad-naar-voxel analyses met de vier MVPA-clusters uit de vergelijking CS2 vs. HS2 als zaad. Drempelwaarde voor voxelhoogte van p < 0,00025 (bonferroni gecorrigeerd voor de vijf post-hocanalyses: p = 0,001/4) en drempelwaarde voor clustergrootte van p < 0,05 FDR werden gebruikt als statistische drempels. SPL, superieure pariëtale lobule; sLOC, superieure laterale occipitale cortex; iLOC, inferieure laterale occipitale cortex; OP, occipitale pool; Ver 7, cerebellaire vermis 7; FP, frontale pool; pMTG, middelste temporale gyrus, posterieure divisie; LG, linguale gyrus; ICC, intracalcarine cortex; OFusG, occipitale fusiforme gyrus; AC, anterieure cingulate cortex; PC, posterieure cingulate cortex, cuneal, cuneale cortex; preCG, precentrale gyrus; postCG, postcentrale gyrus; PT, planum temporale; Amyg, Amygdala.
FIGUUR 3
Post-Hoc zaad-naar-voxel analyses met de vijf MVPA-clusters uit de vergelijking CS1 vs. HS1 als zaad. Voxelhoogte drempel van p < 0,0002 (Bonferroni gecorrigeerd voor de vijf post-hoc analyses: p = 0,001/5) en clustergrootte drempel van p < 0,05 FDR werden gebruikt als statistische drempels. SPL, superieure pariëtale kwab; sLOC, superieure laterale occipitale cortex; iLOC, inferieure laterale occipitale cortex; OP, occipitale pool; Ver 7, cerebellaire vermis 7; FP, frontale pool; toMTG, mediale temporale gyrus, temporo-occipitale deel; LG, linguale gyrus; ICC, intracalcarine cortex; OFusG, occipitale fusiforme gyrus; Cereb, cerebellum; TOFusG, temporale occipitale fusiforme gyrus; AC, anterieure cingulate cortex.
3.3.4.2 Hypnotische toestand 2 vs. Controle toestand 2
Seed 1 van het contrast CS2 vs HS2 bleek gecorreleerd met acht clusters (Figuur 4). Het grootste cluster was negatief gecorreleerd en was mediaal en bilateraal gelokaliseerd in de occipitale cortex posterieur aan de parieto-occipitale sulci. Twee clusters bevonden zich op elke occipitale pool en één cluster overwegend in de mediale rechter precentrale gyrus. Een groot cluster bevond zich in de rechter pre- en postcentrale gyri. Twee clusters bevonden zich op de temporale polen, één op het linker planum temporale en de andere in de posterieure middelste temporale gyrus. Eén cluster bevond zich in het rechter pariëtale operculum.
Seed 2 correleerde met vier clusters: Het belangrijkste cluster was positief gecorreleerd en bevond zich in de occipitale cortex posterieur van de parieto-occipitale sulci. De post-hoc analyse onthulde twee extra gecorreleerde clusters: Eén in de linker frontale pool en één in de linker anterieure cingulate cortex. Eén negatief gecorreleerd cluster werd gevonden in de rechter precentrale gyrus.
Zaadje 3 toonde functionele connectiviteit met vijf clusters. Drie daarvan waren positief gecorreleerd met zaad 2 en bevonden zich allemaal in de occipitale cortex. De grootste was mediaal gelegen en grensde aan de occipitale cortex posterior aan de parieto-occipitale sulci. De andere twee clusters omvatten de linguale gyri. Een van de negatief geassocieerde clusters bevond
Grenzen in menselijke 10 neurowetenschappen
grenzenin.org
zich in de rechter
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
Amygdala, de andere omvatte de rechter en linker precentrale gyrus mediaal.
Zaad 4 was positief gecorreleerd met drie clusters: Eén in de posterieure cingulate cortex bilateraal, en twee op elke laterale occipitale cortex, die zich beide uitstrekten tot de occipitale fusiforme gyri.
3.3.4.3 Hypnotische toestand 1 vs. Hypnotische toestand 2
Seed 1 bleek functioneel verbonden te zijn met in totaal tien clusters (Figuur 5), onder te verdelen in drie groepen: Linker fronto-temporo-pariëtale groep, pariëto-occipitale groep en de somatosensorische groep. De linker fronto-temporo-pariëtale groep bestond uit vier clusters, allemaal negatief gecorreleerd met seed 1 voor het gedefinieerde contrast. Deze clusters omvatten hersengebieden die behoren tot de middelste en superieure temporale gyrus, hoekige en superieure laterale occipitale cortex en frontale orbitale cortex. De pariëto- occipitale groep bevatte drie clusters in de linker linguale gyrus, linker laterale occipitale cortex, precuneus en cuneale cortex. De somatosensorische groep bestond uit drie verschillende clusters in de bilaterale pre- en postcentrale gyri die zich uitstrekten tot de superieure pariëtale lobulus en de superieure frontale gyrus.
Zaad 2 was positief gecorreleerd met drie clusters, allemaal gelokaliseerd in de rechterhersenhelft. Het grootste cluster bevond zich mediaal in de occipitale cortex, voornamelijk in grote delen van de rechter fusiforme gyrus. Het tweede cluster bevond zich in de
Grenzen in menselijke 11 neurowetenschappen
grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
FIGUUR 5
Post-hoc zaad-naar-voxel analyses met de vier MVPA-clusters uit de vergelijking HS1 vs. HS2 als zaad. Drempelwaarde voor voxelhoogte van p < 0,000167 (bonferroni gecorrigeerd voor de vijf post-hocanalyses: p = 0,001/6) en drempelwaarde voor clustergrootte van p < 0,05 FDR werden gebruikt als statistische drempels. SPL, superieure pariëtale kwab; sLOC, superieure laterale occipitale cortex; iLOC, inferieure laterale occipitale cortex; OP, occipitale pool; FP, frontale pool; pMTG, middelste temporale gyrus, posterieure divisie; LG, linguale gyrus; ICC, intracalcarine cortex; OFusG, occipitale fusiforme gyrus; TOFusG, temporale occipitale fusiforme gyrus; cuneal, cuneale cortex; preCG, precentrale gyrus; postCG, postcentrale gyrus; PT, planum temporale; Amyg, Amygdala; AG, angulaire gyrus; toMTG, mediale temporale gyrus,
superieure laterale occipitale cortex. De laatste cluster bevond zich op de temporo-parieto-occipitale kruising, in de posterieure supramarginale en angulaire gyrus.
Zaad 3 was positief gecorreleerd met twee clusters in de rechterhersenhelft, één aan de rechter occipitale pool die zich uitbreidde naar de laterale occipitale cortex, en één aan het rechter planum polare, pariëtale operculum en supramarginale gyrus.
Zaad 4 was gecorreleerd met in totaal zes clusters, waarvan er één negatief gecorreleerd was en zich in het voorste zenuwstel bevond. Twee van de vijf positief gecorreleerde clusters bevonden zich in de pre- en postcentrale gyri, die de supramarginale gyri en superieure pariëtale kwabben omvatten. Het linker cluster spreidde zich ook uit naar de laterale occipitale cortex. De andere drie clusters bestreken de superieure laterale occipitale cortex op beide hersenhelften en verschilden in hun spreiding naar cuneale, precuneus cortex en superieure pariëtale kwab.
Grenzen in menselijke 12 neurowetenschappen
Seed 5 vertoonde connectiviteit met vijf clusters, allemaal positief gecorreleerd. Eén cluster bevond zich in het rechter planum polare, de rest omvatte bilaterale occipitale polen en fusiforme gyri, met grotere clusters op de rechter hemisfeer die zich verspreidden naar de rechter inferieure laterale occipitale cortex.
Seed 6 toonde ook alleen positief gecorreleerde connectiviteitspatronen naar vier gebieden (lateraal op de rechterhersenhelft). Deze gebieden omvatten de anterieure superieure temporale gyrus, de mediale temporale gyrus, het temporo-occipitale deel, de inferieure laterale occipitale cortex en de posterieure supramarginale gyrus.
4 Discussie
We onderzochten veranderingen in neurale connectiviteit geassocieerd met hypnotische diepte bij 50 hypnose-ervaren gezonde deelnemers. De experimentele aanpak verschilt significant van andere neuroimaging hypnose studies. Het meest duidelijke verschil heeft te maken met het feit dat er verschillende controlecondities werden toegepast, namelijk inhoudelijk gematchte controleteksten voor beide hypnoseteksten, wat niet gewoon een zogenaamde rustconditie is (Varga et al., 2017). Dit was mogelijk omdat onze hypnosemethode rigoureus gestandaardiseerd is en daarom werden alle deelnemers met exact dezelfde woorden gehypnotiseerd. Dit is in tegenstelling tot een aantal gepubliceerde studies, aangezien deelnemers vaak in een hypnotische toestand worden gebracht door onder andere elementen van persoonlijke inhoud te gebruiken, z o a l s aangename autobiografische herinneringen, aangename visuele beelden, persoonlijke speciale/veilige plaatsen (Maquet et al., 1999; McGeown et al., 2009, 2015; Demertzi et al., 2011; Deeley et al., 2012; Jiang et al., 2017).
Onze methode was echter gericht op een puur intrinsieke/neutrale hypnose, dus een staat van fysieke en mentale ontspanning, bereikt met minimale en neutrale suggesties. We includeerden deelnemers die zeer vertrouwd waren met deze hypnose inducties en diepten. Deze strategie liet toe om de hypnose ervaringen binnen vs. buiten de scanner te vergelijken. De post-MRI vragenlijst bevestigde dat de hypnotische toestand in de scanner vergelijkbaar was met eerder ervaren toestanden buiten de scanner (Tabel 3).
Een ander kenmerk van deze studie is de uitgevoerde fMRI- analyse. Vanuit een gedragsstandpunt wordt algemeen aanvaard dat hypnose een brede waaier van sensaties en ervaringen opwekt, sommige van deze fenomenen zijn zeer persoonlijk, andere zijn vergelijkbaar tussen deelnemers (Zahedi en Sommer, 2021). Dit is een van de redenen waarom een wetenschappelijk onderzoek van de hypnotische toestand een uitdaging blijft (Posner, 1994, 2012; Rainville et al., 2002; Oakley en Halligan, 2013; Tagliazucchi et al., 2016; Boly et al., 2017; Northoff en Huang, 2017; Siclari et al., 2017; Storm et al., 2017; Terhune et al., 2017).
De diverse fenomenen geïnduceerd door hypnose hangen waarschijnlijk af van de functionele rekrutering van meerdere hersengebieden en zijn nauwelijks beheersbaar door enkelvoudige gebieden (Faymonville et al., 2006; Landry en Raz, 2015). Dit wordt ondersteund door eerdere resultaten die aantonen dat de neurale effecten van hypnose enkel onvoldoende verklaard kunnen worden door de activatie van gekende topologie van
grenzenin.org
dherMseantonseetwt ael.rken of specifieke activatie van enkelvoudige hersengebieden (Landry en Raz, 2015; Landry et al., 2017). Ook concepten die uitsluitend focussen op top-down of bottom-up mechanismen lijken niet uitgebreid genoeg om de neurale verwerking die ten grondslag ligt aan de
10.3389/fnhum.2023.1286336
Grenzen in menselijke 13 neurowetenschappen
grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
fenomenale ervaringen van hypnose (Jiang et al., 2017; Terhune et al., 2017; Zahedi en Sommer, 2021).
Om dit adequaat aan te pakken, kozen we voor een multi- voxel-patroonanalyse (MVPA). Deze methode identificeert voxels met veranderde connectiviteit naar alle andere voxels van de hersenen op een datagestuurde en hypothesevrije manier. Deze procedure is gebaseerd op de laatste methodologische aanbevelingen (Arnold Anteraper et al., 2019) en op het feit dat er momenteel geen overkoepelend neuraal correlaat van hypnose is gedefinieerd (Landry et al., 2017).
Onze studie leverde robuuste resultaten op betreffende door hypnose geïnduceerde veranderingen, wanneer we de hypnose toestanden rechtstreeks vergeleken met de controle toestanden (CS1 vs. HS1 en CS2 vs. HS2), wat een vrij gelijkaardig functioneel connectoom patroon toonde (Figuren 3-5 en Tabellen 5, 6). De studie toonde verder – voorlopig – bewijs van hypnose diepte- afhankelijke functionele connectoom veranderingen (HS1 vs. HS2; Figuur 5 en Tabel 7). Deze resultaten worden hieronder in detail besproken.
4.1 Hypnosetoestanden vs. controletoestanden
De eerste analyse focuste op de contrasten tussen beide hypnotische toestanden en hun overeenkomstige controle toestanden. De MVPA analyse, die hiervoor gebruikt werd, toonde aan dat de neurale regulatiemechanismen, die aan de basis liggen van de geïnduceerde hypnose toestanden (weergegeven door de vergelijkingen CS1 vs HS1 en CS2 vs HS2), zich vooral in parieto- occipitaal-temporale gebieden bevinden (Figuur 2 en Tabellen 5, 6). Het is vermeldenswaard dat een MVPA alleen gebieden laat zien die gekenmerkt worden door veranderingen in connectiviteit met alle hersenvoxels, dus geen connectiviteitstoename of -afname weerspiegelt die in detail wordt uitgelegd in Material and Methods en de respectievelijke literatuur (Whitfield-Gabrieli en Nieto- Castanon, 2012; Nieto- Castanon, 2020, 2022). Daarom ligt de focus van de discussie op de corresponderende zaad-tot-voxel analyse.
In tegenstelling tot de MVPA, die een redelijk vergelijkbaar connectiviteitspatroon laat zien wat betreft CS1 vs HS1 en CS2 vs HS2 (Figuur 2), laat de seed-to-voxel analyse meer onderscheid zien in connectiviteitspatronen (Figuur 3, 4).
In het algemeen toonde de seed-to-voxel analyse aan dat de vergelijking CS1 vs HS1 gepaard gaat met een afname in connectiviteit tussen de meeste seeds en corticale hersengebieden (Figuur 3). Een uitzondering is seed 1, die een toename in connectiviteit laat zien met OP1 l en FP r, evenals seed 3 met toMTG r.
De zaad-tot-voxel vergelijking van CS2 vs. HS2 is meer heterogeen (Figuur 4). Vanaf zaadje 1 wordt een wijdverspreide afname van de connectiviteit waargenomen, die zowel de cuneale (Cuneal l/r) en ICC (ICC l/r) regio’s beïnvloedt als een groot deel van het sLOC r. Tegelijkertijd wordt echter een toename van de connectiviteit tussen zaadje 3 en MTG r waargenomen. Zaad 1 vertoont ook een toename in connectiviteit met OP l/r, PreCG l/r mediaal gelegen in de interhemisferische kloof, een zeer groot gebied van PreCG r en PostCG r voornamelijk gelegen op de sensorische en motorische delen van het handgebied, evenals kleine delen van PT l, PO r en pMTG r.
Grenzen in menselijke 14 neurowetenschappen
Vanuit het oogpunt van functionele grote netwerken omvatten de gebieden die door deze hoofdclusters worden gedekt het mediale, occipitale en laterale gezichtsvermogen (Kalcher et al., 2012) en de hogere orde visuele netwerken (Hutchison en Everling, 2012). Deze netwerken maken deel uit van betrouwbaar aangetoonde configuraties over
grenzenin.org
de Matos et al.
Onderzoek naar de staat van rust en de gedachte dat het verschillende aspecten van visueel en ruimtelijk bewustzijn (mede) organiseert, waaronder visuele en multimodale verbeelding, sturing van actie en statische en bewegende objectherkenning (Hutchison et al., 2013).
Recentere studies tonen echter “visuele-netwerk” bijdragen in patiëntenpopulaties die niet direct verwacht worden, zoals bijvoorbeeld bij patiënten die lijden aan chronische lage rugpijn (cLBP). Zij toonden aan dat cLBP-patiënten versterkte functionele connectiviteit vertonen tussen het visuele netwerk en somatosensorische/motorische gebieden (Shen et al., 2019). De auteurs interpreteren die nogal onverwachte bevindingen met adaptatie- en zelfaanpassingsmechanismen als gevolg van cross-modale interacties tussen het visuele en andere netwerken die vaak betrokken zijn bij de verwerking van cLBP (somatosensorisch/motorisch/aandacht/saliënt).
Onze studie toont verder aan dat verschillende corticale netwerken die geassocieerd worden met veranderde bewustzijnstoestanden ook kunnen bijdragen tot de hypnotische toestand. Interessant is dat een deel van het recente werk neuro-connectomisch consistent is met de resultaten die wij vonden. Gebieden rond een pariëto-occipitale cluster lijken bijzonder prominent betrokken te zijn. In deze context wordt soms gesproken van de “posterior hot zone theory of consciousness” en wordt beschreven dat ze een breed scala aan functies reguleren die geassocieerd worden met veranderde bewustzijnstoestanden (Crone et al., 2011; Bor, 2012; Heine et al., 2012; Sarasso et al., 2015; Koch et al., 2016a,b; Sato et al., 2016; Boly et al., 2017; Siclari et al., 2017). Dromen wordt beschouwd als een bewustzijnsverandering en de Siclari groep voerde een elegante studie uit door corticale netwerkveranderingen te onderzoeken die optreden terwijl mensen dromen met behulp van een serieel ontwakingsmodel (Siclari et al., 2017). Ze kozen voor een EEG-aanpak omdat het gemakkelijker is om deelnemers te wekken tijdens EEG- opnames dan tijdens fMRI. Ze wekten de deelnemers verschillende keren tijdens de slaap en vroegen hen of ze zich een droom konden herinneren en zo ja, wat ze zich specifiek herinnerden. Er werd vooral gekeken naar gedachte-achtige of expliciete zintuiglijke ervaringen. EEG moet vrij voorzichtig geïnterpreteerd worden met betrekking tot activatielokalisatie. Toch laten de resultaten een relatief duidelijk beeld zien in de richting van parieto- occipitale activatiepatronen terwijl de deelnemers droomden. Specifiek, wanneer er een afname was in laagfrequent EEG
patronen (1-4◦Hz) herinnerden de deelnemers zich een droom, terwijl toen er een stijging was, deden ze dat niet.
In een recente op EEG gebaseerde modelstudie vonden Ihalainen en collega’s vergelijkbare resultaten bij propofpol- geïnduceerd bewustzijnsverlies (Ihalainen et al., 2021). De focus van deze studie lag op de bekende neurale netwerken, het DMN, SAL en CEN. Methodisch werd een dynamisch causaal model (DCM) berekend, wat een iets andere aanpak is dan de onze en die van de Siclari groep. Ook kan farmacologische sedatie niet echt vergeleken worden met hypnose. Daarom willen we deze studie ook voorzichtig bespreken in onze context, maar willen we wijzen op de sterke inbedding van pariëto-occipitale regio’s die ook hier betrokken bleken te zijn. Belangrijk is dat er ook fronto-pariëtale connectiviteitspatronen werden gevonden, wat niet het geval is in onze studie.
In onze studie was de linguale gyrus betrokken bij veranderde netwerkconfiguraties (dit gebied is ingebed in de posterieure hot zone). Dit resultaat was prominent aanwezig in
Grenzen in menselijke neurowetenschappen
alle statistische vergelijkingen (Figuren 130-.3389/fnhum.2023.1286336 5 en Tabellen 5-7 en ondersteunt daarom de kernbevinding van de Landry et al. review (zij vonden deze structuur als de kleinste gemene deler, wat betekent dat “hypnotische responsen het sterkst correleren met activatie in dit gebied”). Landry en collega’s
15 grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
argumenteren met twee mogelijke verklaringen over de functie van de linguale gyrus om hypnose te co-reguleren (en falen in het bevestigen van hun hoofdhypothese over de betrokkenheid van DMN, SN en CEN). Enerzijds bespreken ze een “intrinsieke component van hypnose” gelinkt aan mentale beeldvorming. Anderzijds stellen ze als hypothese dat linguale activiteit het gevolg is van “suggestie-specifieke effecten” door visueel samengestelde suggesties om hypnose te induceren (Landry et al., 2017). Echter, slechts twee van hun geëvalueerde publicaties waren expliciet gericht op het induceren van hypnose via visualisatietechnieken (Maquet et al., 1999; McGeown et al., 2012), terwijl de andere drie rapporten probeerden niet-visuele effecten te induceren zoals handverlamming (Cojan et al., 2009; Burgmer et al., 2013) of een niet-specifieke suggestie geleide hypnose, gericht op diepe mentale ontspanning (Rainville et al., 2002). Opgemerkt moet worden dat deze laatste studie voornamelijk een onderzoek was naar corticale pijnmechanismen. De deelnemers plaatsten een hand in ofwel aangenaam warm ofwel pijnlijk warm water (er werd getest of hypnose pijnlijke/pijnloze sensaties beïnvloedde afhankelijk van de watertemperatuur). Interessant genoeg toonden ze geen effect van hypnose op deze interessante variabele.
Interessant is dat de temporo-parieto-occipitale clusters, gevonden in onze analyse, ook verschillende gebieden omvatten die gelinkt zijn met corticale gebieden die somatosensorische en somaesthetische informatie verwerken, afkomstig van cutane en proprioceptieve zintuigen (Peyron et al., 2000). Dit past in een meer algemene interpretatie van hypnose effecten als een holistisch veranderd fenomeen van bewustzijn, geassocieerd met veranderingen in verschillende somatosensorische/somaesthetische domeinen alsook een veranderd gevoel van agency dat zich uit in semi-automatische, moeiteloze en onwillekeurige responsen.
Interessant is dat de data gedreven MVPA gerelateerd aan CS1 vs. HS1 ook connectiviteitsveranderingen lieten zien in het cerebellum (Cluster 1, Tabel 5) en in de thalamus (Cluster 4, Tabel 5). Beide, cerebellum en thalamus, zijn betrokken bij verschillende motorische en perceptueel discriminerende mechanismen (Barlow, 2002; Camarillo et al., 2012). Daarom zou de hypothese kunnen zijn dat deze twee deelgebieden betrokken zijn bij een fundamentele co-regulatie van de gerapporteerde voornamelijk fysieke ontspanning bij HS1. Het is echter ook belangrijk om te vermelden dat de effecten die gezien worden in het cerebellum een spill-over effect kunnen zijn van het grote pariëto-occipitale cluster vanwege de ruimtelijke nabijheid en dus geen fysiologische connectiviteitsverandering in de cerebellaire vermis vertegenwoordigen.
De diepe fysieke en mentale ontspanning in HS2 gaat gepaard met percepties van ervaren lichamelijke vervormingen, ofwel van afzonderlijke lichaamsgebieden, ofwel als een opheffing van lichaamsgrenzen (gevoel van agency). In de debriefing meldden vrijwilligers vaak dat de bovenste ledematen anders aanvoelden, soms werden de handen groter “gevoeld” of werden de armen van het lichaam weg gestrekt, wat in werkelijkheid natuurlijk niet mogelijk is vanwege de krappe omstandigheden in de MR- scanner. Blijkbaar vinden er gewijzigde koppelingsmechanismen van corticale somatosensorische/sensorimotorische integratiesystemen plaats in de geïnduceerde hypnotische staat HS2, zoals vaak gerapporteerd wordt in LSD (en andere drugs) geïnduceerde veranderde bewustzijnstoestanden (Preller et al., 2019).
Deze somaesthetische veranderingen zijn niet ongewoon
Grenzen in menselijke 16 neurowetenschappen
onder hypnose (Zahedi en Sommer, 2021). We willen erop wijzen dat we op dit moment niet in staat zijn om deze beschrijvingen duidelijk toe te wijzen aan een corresponderend connectomisch patroon (vanwege de experimentele setting). Hiervoor zou de temporele dimensie
grenzenin.org
de Matos et al.
nauwkeuriger beschouwd, d.w.z. we zouden moeten weten wanneer zo’n somaesthetisch fenomeen optreedt om het bijbehorende connectomische correlaat te kunnen berekenen.
In lijn hiermee is een interessant resultaat van de MVPA cluster 2 in het contrast CS2 vs. HS2 dat significante connectiviteitsveranderingen laat zien in subdivisies van de rechter postcentrale gyrus, rechter anterieure en posterieure supramarginale gyrus, de precentrale gyrus en een klein gebied dat rechter superieure pariëtale lobule divisies omvat (Figuur 4 en Tabel 6). Hypnose toestand HS1 ging niet gepaard met zo’n duidelijke connectiviteitsverandering in somatosensorische gerelateerde gebieden (Figuur 3 en Tabel 5). De gerapporteerde diepgaande veranderingen in somatosensorische ervaringen zouden dus geassocieerd kunnen worden met het waargenomen seed-to-voxel connectiviteitspatroon van CS2 vs. HS2, weerspiegeld met significante connectiviteitstoenames in seed 1 met een rechts-gelateraliseerde grote cluster inclusief pre- en postcentrale subeenheden (PreCG r/PostCG r), samen met een kleine onderverdeling binnen de posterieure middelste temporale gyrus (pMTG). Samen met een verminderde connectiviteit van seed 2 met PreCG r en seed 3 met bilaterale PreCG onderverdelingen (PreCG r/PreCG l), kan dit patroon erop wijzen dat de veranderde somatosensorische/somesthetische waarnemingskenmerken neuraal worden gerekruteerd via deze connectiviteitsarchitectuur (Figuur 4 en Tabel 6). Verder kan de complexe signaal/verwerkings dynamiek van de diepe hypnotische toestand HS2 aangegeven worden in Figuur 4. Zaden 1-3 interageren met fundamenteel identieke gebieden binnen een parieto-occipitale cluster, maar met verschillende connectiviteitswegingen (toename in rood, afname in blauw). Deze vergelijkingen verwijzen naar de respectievelijke contrasten tussen de hypnose en controle condities, dus CS1 vs HS1 en CS2 vs HS2. Het is vermeldenswaard dat vanuit een statistisch standpunt, deze specifieke vergelijkingen geen antwoord geven op de vraag of HS1 verschilt van HS2. Daarom, om een statistisch geldige uitspraak te doen, moeten de twee hypnotische toestanden direct tegenover elkaar gezet worden. Deze aspecten zullen in de volgende sectie besproken worden.
Samengevat, gebaseerd op de MVPA, kunnen we aantonen dat de neurale correlaten van hypnotische toestanden HS1 en HS2 sterk overlappen in vergelijking met de respectievelijke controle toestanden CS1 en CS2 (Figuur 2). Dit is in het bijzonder waar voor de hoofdcluster die de volgende gebieden omvat: Links/rechts cuneale cortex, links/rechts intracalcarine cortex, links/rechts inferieure afdeling van de laterale occipitale cortex, links/rechts linguale gyrus, links/rechts occipitale pool, de precuneuze en links/rechts supracalcarine cortex zijn allemaal structuren die betrokken zijn bij het coderen van de overgang van de normale toestand (CS1/CS2) naar de twee hypnose toestanden (HS1/HS2). De hoofdclusters van beide vergelijkingen verschillen echter ook, zij het subtiel. Bijvoorbeeld, alleen HS1 betrekt de kleine aspecten van het cerebellum (Tabel 5, cluster 1).
In HS2 zijn kleine delen van het cingulum posterior, de rechter laterale-occipitale cortex (superieure afdeling) en de linker fusiforme cortex (temporo-occipitale afdeling) betrokken (Figuur 2 en Tabel 6). Wat de andere hypnotische toestandspecifieke eigenaardigheden betreft, MVPA gebaseerde connectiviteitsveranderingen in HS1 tonen aan dat de rechter thalamus betrokken is, terwijl HS2 een patroon toont dat de rechts-gelateraliseerde pre- en postcentrale gyri omvat, alsook de anterior/posterior divisies van de supramarginale gyri (Figuur 2 en Tabellen 5, 6).
Grenzen in menselijke neurowetenschappen
10.3389/fnhum.2023.1286336
4.2 HS1 vs. HS2: dieper graven
Bij het vergelijken van HS1 vs. HS2, d.w.z. bij het beoordelen van het effect van de diepte van de hypnose, worden subtielere veranderingen waargenomen, die duidelijk worden door
17 grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
de resultaten van de MVPA analyse die een set van kleinere clusters tonen die zich engageren in het netwerk afhankelijk van de diepte van de hypnose. Dit komt overeen met het patroon van MVPA omdat directe vergelijking van de twee hypnotische condities aantoont dat er geen grote parieto-occipitale gebieden connectomisch gerecruteerd lijken te worden (Figuur 2).
Zoals bij de bespreking van de hypnose vs. controle conditie vergelijkingen, volgen we een netwerk hypothese. Specifiek betekent dit dat we niet streven naar een geïsoleerde functiegebaseerde interpretatie op basis van afzonderlijke gebieden, wat ook niet bruikbaar werd verklaard na de recente grote meta-analyse door de Landry groep (Landry et al., 2017).
De seed-to-voxel analyse liet voornamelijk connectiviteitstoenames zien voor alle zes de seeds (Figuur 5). Connectiviteit dalingen worden voornamelijk waargenomen voor zaad 1 lateralized naar links (AG l, pMTG l, Forb l) en zaad 4 (Pons). Gezien alle andere connectiviteitsveranderingen – alle connectiviteitstoenames – is het interessant dat HS1 vs HS2 wordt geassocieerd met het rekruteren van significant kleinere gebieden vergeleken met CS1 vs HS1/CS2 vs HS2.
Deze resultaten tonen aan dat het zeer waarschijnlijk is dat verschillende hypnose dieptes inderdaad bestaan en ondersteund worden door veranderingen in de neurale netwerk configuratie.
Vanuit een gedragsperspectief is dit resultaat echter niet geheel onverwacht. Beschouw gewoon de normale menselijke slaap, respectievelijk de verschillende slaapfasen als het theoretische verklarende construct. Slaap is geen hypnose, maar slaapgedrag vertoont duidelijk gedifferentieerde slaapfasen (of slaapdieptes). Dit betekent dat de hersenen normaal gesproken niet in een diepe slaap vallen, maar geleidelijk “dieper en dieper zakken” via regulerende mechanismen die nog niet volledig zijn opgehelderd. Deze staan nu buiten kijf – hoewel ze nog niet grondig worden begrepen – en zijn aangetoond in vele klinische en basale wetenschappelijke artikelen (Saper en Fuller, 2017). Slaap wordt vaak vergeleken met hypnose, hoewel deze fenomenen nauwelijks vergelijkbaar zijn. Wat wel waar is, is dat slaap kan worden geïnterpreteerd als een veranderde bewustzijnstoestand, net als hypnose of – tot op zekere hoogte – coma (Saper en Fuller, 2017; Bonin et al., 2021). En net als hypnose wordt slaap gezien als een complex fenomeen dat in de werkelijkheid bestaat en duidelijk kan worden waargenomen, maar waarvan de onderliggende neurale regulatiemechanismen propofol worden onderzocht. In termen van neuroimaging moet gezegd worden dat slaap misschien nog wel moeilijker te bestuderen is dan hypnose. Dit komt omdat mensen moeten slapen in een MR-scanner, of beter gezegd, men moet aannemen dat mensen hun natuurlijke slaapcycli doorlopen ondanks de atypische en eerder onaangename MR-omgeving. Bovendien mogen ze niet bewegen, wat eigenlijk tegen de natuur van slaap is zoals verschillende observaties aantoonden (Gvilia, 2010; Saper en Fuller, 2017; Siclari et al., 2017).Nu, zoals we gezien hebben, verschillen in onze setting de neurale correlaten van twee hypnotische toestanden niet al te dramatisch wanneer ze vergeleken worden met hun overeenkomstige controle toestanden (CS1 vs. HS1 en CS2 vs. HS2).
Wanneer de twee staten echter direct tegenover elkaar werden gezet, kwamen er heel specifieke connectoompatronen tevoorschijn.
Interessant is dat de neuro-connectomische regulerende mechanismen die de vrijwilligers in staat stellen om van HS1 naar HS2 te gaan, lijken voor te komen in kleinere gebieden (in vergelijking met de contrasten CS1 vs HS1 en CS2 vs HS2, waarin
Grenzen in menselijke 18 neurowetenschappen
relatief grote gebieden – gecentreerd parieto-occipaal – prominent betrokken zijn).
grenzenin.org
de Matos et al.
Als we ons richten op de somatosensorische aspecten, zijn de connectiviteitsveranderingen tussen seed 1, 2 en 4 en regio’s van motorische (PostCG l/r, pons), aanvullende motorische (pMTG l) en sensorische (PreCG r/l) regulatie opvallend.
De geïnduceerde zeer diepe fysieke en mentale ontspanning wordt neuro- connectomisch aangevuld door veranderingen in intracalcarine (ICC), laterale occipitale (sLOC/iLOC), occipitale (OP), linguale (LG l/LG r), en cuneale (Cuneal l) regio’s (Figuur 5).
Verder lijkt de inbedding van fusiforme (OFusG r/TOFusG r) subregio’s en het planum temporale (PT) en planum polare (PP), vanaf zaad 5 en 6, van extra belang te zijn wanneer deelnemers zich in HS2 bevinden.
De verschillende ervaringen in dit gebied suggereren dat de connectomische veranderingen in deze gebieden geassocieerd zijn met de gerapporteerde somaesthetische fenomenen (oplossing van het concept van de somatosensorische grens zoals beschreven aan het begin van dit hoofdstuk).
Kortom, we hebben een connectomisch patroon waargenomen dat verschilt van de patronen waargenomen bij het vergelijken van CS1 vs HS1 en CS2 vs HS2. Over het algemeen zijn de betrokken clusters bij het vergelijken van HS1 vs HS2 significant kleiner. Interessant is dat eerder afgebakende linguale gyrusverdelingen nog steeds prominent aanwezig zijn, wat opnieuw gegevens ondersteunt die zijn samengevat in Landry et al. (2017). Bovendien impliceert dit dat de zogenaamde posterior hot zone betrokken is bij de neurale regulatie van hypnotische diepte.
4.3 Fysiologische metingen en vragenlijsten:
Fysiologische parameter hartslag en hartslag variabiliteit toonden geen verschillen tussen hypnotische toestanden en controle toestanden, terwijl ademhalingspatronen significant verschilden tussen CS1 vs HS1 en CS2 vs HS2, maar niet tussen HS1 en HS2 (Tabel 4).
Fysiologische responsen en vragenlijsten dienden vooral om objectieve karakteriseringen van hypnose toestanden toe te laten en worden niet apart besproken in dit rapport. De subjectieve karakterisatie van de hypnotische toestand is beperkt in deze studie. Deze beperking zal aangepakt worden in de EEG studie van het project.
5 Beperkingen
We kozen onze studiepopulatie selectief, wat betekent dat alle deelnemers uitgebreide hypnose ervaring hebben, vooral met de twee onderzochte toestanden HS1 en HS2. Dit had het voordeel dat we mensen na de meting konden vragen of ze de hypnose binnen en buiten de MR scanner verschillend waarnamen. Tegelijkertijd moet dit geïnterpreteerd worden als een beperking, omdat we onze resultaten niet kunnen veralgemenen naar een hypnose naïeve populatie. Bovendien werd geen hypnotische suggestibiliteit beoordeeld als selectie- of controlecriterium. Deze aanpak verschilt van de bestaande literatuur en belemmert de generaliseerbaarheid en vergelijkbaarheid. Toekomstige studies met hypnose-naïeve deelnemers zouden standaard suggestibiliteitsbeoordelingen moeten toepassen om te verduidelijken of onze resultaten generaliseerbaar zijn.
Onze gegevens informeren de discussie over verschillende
Grenzen in menselijke 19 neurowetenschappen
hypnotische toestanden of dieptes. Dit1c0o.3n3c8e9p/tfnihsumze.e2r02o3m.1s2t8r6e3d3e6n omdat er geen betrouwbare onafhankelijke markers werden ontdekt. Gebaseerd op de vragenlijsten, kunnen we
grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
veronderstellen dat HS1 verschilt van HS2. Bovendien ondersteunen de MVPA en de seed-to-voxel berekeningen (puur data gedreven) de notie dat HS2 een andere hypnotische toestand vertegenwoordigt dan HS1. Echter, ook met betrekking tot dit resultaat, zou een hypnose-naïeve populatie onderzocht moeten worden. Merk ook op dat de gebruikte controleteksten niet geëvalueerd werden door middel van kwantitatieve methodes zoals inter-beoordelaars evaluaties of natuurlijke taalverwerkingstechnieken. Dit moet overwogen worden in toekomstige studies.
Verder is het belangrijk om op te merken dat de proefpersonen een zekere mate van vooringenomenheid kunnen hebben door hun training, een factor die bijna onmogelijk volledig te elimineren is. Het is echter ook cruciaal om te erkennen dat het normaal gesproken niet haalbaar is voor individuen om opzettelijk hersenresponspatronen te veranderen in een mate die zou resulteren in de (opmerkelijke) consistentie van het functionele neuroconnectoom, zoals duidelijk is in onze gegevens. Deze studie maakt deel uit van een groter project om de neurobiologische correlaten van hypnose beter te begrijpen. Eén van de doelen is om te onderzoeken of er objectieve markers voor hypnose diepte bestaan. Dus, met dit rapport, hoewel we mogelijke indicaties hebben voor twee verschillende hypnotische toestanden, zijn we voorzichtig met een definitieve interpretatie van dit resultaat. Als dit patroon even sterk is in de toekomstige studies van het project (MRS en EEG), zouden we in staat kunnen zijn om multimodale neurobiologische markers te bepalen die mogelijk verschillende hypnotische diepten of toestanden weergeven. Door de EEG setting, zullen we verder in staat zijn om gedragscomponenten van verschillende hypnotische toestanden te rapporteren, die niet beschikbaar zijn in deze studie. Toch is het nodig om een hypnose- naïeve populatie te onderzoeken met betrekking tot dit mogelijke resultaat. Bovendien moet deze setting herhaald worden op andere locaties en idealiter ook vergeleken worden met andere vormen van hypnose. Een niet te onderschatten factor is het feit dat de deelnemers zich in een atypische situatie bevonden met een rugligging in de MRI scanner, en ook blootgesteld werden aan het lawaai van de MRI scanner. We hebben dit probleem voor het project intensief besproken en onder de gegeven omstandigheden is het niet echt bevredigend op te lossen. Om het geluidsniveau echter tot een minimum te beperken, gebruikten we de speciaal ontworpen hoofdtelefoons van MRConfon, Magdeburg, Duitsland. Deze zijn aanzienlijk comfortabeler om te dragen en verminderen de blootstelling aan lawaai beter dan de apparaten die gewoonlijk worden gebruikt.
6 Conclusie en vooruitblik
We toonden aan dat – in een specifieke experimentele setting met een hypnose-ervaren populatie – hypnose op een betrouwbare manier kan opgewekt en gemeten worden met fMRI.
Door een data gedreven analyse aanpak te volgen, observeerden we functionele netwerk configuraties die slechts gedeeltelijk overeenkomen met de typisch geobserveerde netwerken beschreven in de literatuur (Hutchison et al., 2013). Het lijkt waarschijnlijker dat het effect van hypnose geassocieerd is met connectomische veranderingen in gebieden die ook ter discussie staan in de discussie over de neurale correlaten van bewustzijn (Delacour, 1997; Bayne et al., 2016; Boly et al., 2017). Interessant
Grenzen in menselijke 20 neurowetenschappen
genoeg ondersteunen we gedeeltelijk de bevindingen van een recente grote op neuroimaging gebaseerde meta-analyse, die duidelijk maakte dat het neurale correlaat van
grenzenin.org
de Matos et al.
hypnose niet beschreven kan worden door algemene neurale netwerk concepten (Landry et al., 2017). Bovendien bevestigen onze gegevens een interessante bevinding van dit overzichtsartikel: de betrokkenheid van een gebied dat de linguale gyrus integreert als een belangrijk hersengebied voor het verwerken van hypnose, mogelijk als belangrijkste hub.
Toch verklaren we met dit werk niet waarom en hoe hypnose overtuigende resultaten laat zien in specifieke klinische settings. We kunnen de hier getoonde resultaten ook niet veralgemenen naar andere settings. Bovendien moet nog onderzocht worden of de waargenomen connectiviteitsveranderingen specifiek zijn voor hypnose of dat ook andere geestveranderende methodes gepaard gaan met gelijkaardige connectoomveranderingen.
Verklaring beschikbaarheid gegevens
De originele bijdragen aan het onderzoek zijn opgenomen in het artikel / Aanvullend materiaal, verdere vragen kunnen worden gericht aan de corresponderende auteur.
Ethische verklaring
Het onderzoek met mensen werd goedgekeurd door de Kantonale Ethikkommission Zürich, Basec Nr 2018-00550. De studie werd uitgevoerd in overeenstemming met de lokale wetgeving en institutionele vereisten. De deelnemers gaven hun schriftelijke geïnformeerde toestemming om deel te nemen aan deze studie.
De auteur(s) verklaren financiële steun te hebben ontvangen voor het onderzoek, auteurschap en/of publicatie van dit artikel. Deze studie werd gefinancierd door de Universiteit van Zürich en Hypnose.NET GmbH/OMNI Hypnosis International. Deze studie werd gefinancierd door Hypnose.NET GmbH/OMNI Hypnosis International. De financier was niet betrokken bij het studieontwerp, de verzameling, analyse, interpretatie van gegevens, het schrijven van dit artikel of de beslissing om het in te dienen voor publicatie. Alle auteurs verklaren geen andere concurrerende belangen te hebben.
Grenzen in menselijke 21 neurowetenschappen
10.3389/fnhum.2023.1286336
grenzenin.org
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
Erkenningen
Deze studie zou niet mogelijk geweest zijn zonder de hulp van hypnose-experts Sandra Blabl, Chris Burch, Mike Schwarz, Claude Ribaux en Hansruedi Wipf. We willen ook de vrijwilligers bedanken die zichzelf gratis beschikbaar stelden voor de experimenten.
Belangenverstrengeling
KP werkte momenteel bij Boehringer-Ingelheim GmbH & Co KG.
De overige auteurs verklaren dat het onderzoek is uitgevoerd zonder enige commerciële of financiële relaties die zouden kunnen worden opgevat als een potentiële belangenverstrengeling.
Referenties
Arnold Anteraper, S., Guell, X., D’Mello, A., Joshi, N., Whitfield-Gabrieli, S., and Joshi, G. (2019). Verstoorde cerebrocerebellaire intrinsieke functionele connectiviteit bij jongvolwassenen met een hoogfunctionerende autismespectrumstoornis: A data- driven, whole- brain, high-temporal resolution functional magnetic resonance imaging study. Brain Connect. 9, 48-59. doi: 10.1089/brain.2018.0581.
Barlow, J. S. (2002). Het cerebellum en adaptieve controle. New York, NY: Cambridge University Press.
Barnier, A. J., en Nash, M. R. (2012). Het Oxford Handboek Hypnose. Oxford: Oxford University Press.
Barth, J., Egli, M., Maier, S., Meyenberger, P., en Witt, C. M. (2019). Effectiviteit van hypnose met de Dave Elman techniek bij derde kies extractie: Studieprotocol voor een gerandomiseerde gecontroleerde trial (HypMol). Eur. J. Integr. Med. 26, 18- 23.
Bayne, T., Hohwy, J., en Owen, A. (2016). Zijn er niveaus van bewustzijn? Trends Cogn. Sci. 20, 405-413. doi: 10.1016/j.tics.2016.03.009
Behzadi, Y., Restom, K., Liau, J., en Liu, T. T. (2007). Een op componenten gebaseerde ruiscorrectiemethode (CompCor) voor BOLD- en perfusiegebaseerde fMRI. Neurobeeld 37, 90-101. doi: 10.1016/j.neurobeeld.2007.04.042
Bicego, A., Rousseaux, F., Faymonville, M., Nyssen, A., en Vanhaudenhuyse, A. (2022). Neurofysiologie van hypnose bij chronische pijn: Een overzicht van recente literatuur. Am. J. Clin. Hypn. 64, 62-80. doi: 10.1080/00029157.2020.1869517
Birn, R., Diamond, J., Smith, M., en Bandettini, P. (2006). Het scheiden van ademhalingsvariatie-gerelateerde fluctuaties van neuronaal-activiteitsgerelateerde fluctuaties in fMRI. Neuroimage 31, 1536-1548. doi: 10.1016/j.neuroimage.2006.02.048
Boly, M., Massimini, M., Tsuchiya, N., Postle, B., Koch, C., en Tononi, G. (2017). Zijn de neurale correlaten van bewustzijn aan de voorkant of aan de achterkant van de hersenschors? Klinisch en neuroimaging bewijs. J. Neurosci. 37, 9603-9613. doi: 10.1523/ JNEUROSCI.3218-16.2017
Bonin, E. A. C., Martens, G., Cassol, H., Chatelle, C., Laureys, S., en Thibaut, A. (2021). PET Imaging in veranderde bewustzijnstoestanden: Coma, slaap en hypnose: PET and SPECT in Neurology. Cham: Springer.
Bor, D. (2012). Bewustzijn en het prefrontale pariëtale netwerk: inzichten uit aandacht, werkgeheugen en chunking. Front. Psychol. 3:63. doi: 10.3389/fpsyg. 2012.00063
Brauchli, C., Leipold, S., en Jäncke, L. (2019). Univariate en multivariate analyses van functionele netwerken in absolute toonhoogte. Neurobeeld 189, 241-247. doi: 10.1016/j. neurobeeld.2019.01.021
Burgmer, M., Kugel, H., Pfleiderer, B., Ewert, A., Lenzen, T., Pioch, R., et al. (2013). The mirror neuron system under hypnosis – brain subrates of voluntary and involuntary motor activation in hypnotic paralysis. Cortex 49, 437-445. doi: 10.1016/j.cortex.2012.05.023
Cacioppo, J. T., Tassinary, L. G., en Berntson, G. G. (2007). Handboek psychofysiologie, 3e Edn. Cambridge: Cambridge University Press.
Camarillo, L., Luna, R., Nácher, V., en Romo, R. (2012). Codering van perceptuele discriminatie in de somatosensorische thalamus. Proc. Natl. Acad. Sci. U. S. A. 109, 21093-21098. doi: 10.1073/pnas.1219636110
Grenzen in menselijke 22 neurowetenschappen
Noot van de uitgever
Alle beweringen in dit artikel zijn uitsluitend die van de auteurs en vertegenwoordigen niet noodzakelijkerwijs die van hun aangesloten organisaties, of die van de uitgever, de redacteuren en de recensenten. Elk product dat in dit artikel wordt geëvalueerd of elke claim die door de fabrikant wordt gemaakt, wordt niet gegarandeerd of onderschreven door de uitgever.
Aanvullend materiaal
Het aanvullende materiaal voor dit artikel is online te vinden op: https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fnhum. 2023.1286336/full#supplementary-material
Cojan, Y., Waber, L., Schwartz, S., Rossier, L., Forster, A., en Vuilleumier, P. (2009). The brain under self-control: modulation of inhibitory and monitoring cortical networks during hypnotic paralysis. Neuron 62, 862-875. doi: 10.1016/j.neuron.2009. 05.021
Crone, J., Ladurner, G., Höller, Y., Golaszewski, S., Trinka, E., en Kronbichler, M. (2011). Deactivatie van het default mode-netwerk als marker van verminderd bewustzijn: een fMRI-studie. PLoS One 6:e26373. doi: 10.1371/journal.pone.0026373
de Matos, N., Pach, D., Xing, J., Barth, J., Beyer, L., Shi, X., et al. (2019). Evaluatie van de effecten van acupunctuur met behulp van een tandpijnmodel bij gezonde proefpersonen – een gerandomiseerde, cross-overstudie. J. Pain 21, 10.1016/j.jpain.2019.08.013
Deeley, Q., Oakley, D., Toone, B., Giampietro, V., Brammer, M., Williams, S., et al. (2012). Moduleren van het default mode netwerk door middel van hypnose. Int. J. Clin. Exp. Hypn. 60, 206-228. doi: 10.1080/00207144.2012.648070
Delacour, J. (1997). Neurobiologie van bewustzijn: een overzicht. Behav. Brain Res. 85, 127-141. doi: 10.1016/s0166-4328(96)00161-1
Demertzi, A., Soddu, A., Faymonville, M., Bahri, M., Gosseries, O., Vanhaudenhuyse, A., et al. (2011). Hypnotische modulatie van rusttoestand fMRI default modus en extrinsieke netwerkconnectiviteit. Prog. Brain Res. 193, 309-322. doi: 10.1016/B978-0-444-53839-0.00020-X
Elkins, G., Barabasz, A., Council, J., en Spiegel, D. (2015). Advancing research and practice: the revised APA Division 30 definition of hypnosis. Int. J. Clin. Exp. Hypn. 63, 1-9. doi: 10.1080/00207144.2014.961870
Faymonville, M., Boly, M., en Laureys, S. (2006). Functionele neuroanatomie van de hypnotische toestand. J. Physiol. Paris 99, 463-469. doi: 10.1016/j.jphysparis.2006.03.018
Gvilia, I. (2010). Onderliggende hersenmechanismen die slaap-waakcycli reguleren. Int. Rev. Neurobiol. 93, 1-21. doi: 10.1016/S0074-7742(10)93001-8
Heine, L., Soddu, A., Gómez, F., Vanhaudenhuyse, A., Tshibanda, L., Thonnard, M., et al. (2012). Resting state networks and consciousness: alterations of multiple resting state network connectivity in physiological, pharmacological, and pathological consciousness States. Front. Psychol. 3:295. doi: 10.3389/fpsyg.2012.00295
Hinterberger, T. (2015). De wetenschap van het bewustzijn – Basisprincipes, modellen
en visies. J. Physiol. Paris 109, 143-151. doi: 10.1016/j.jphysparis.2015.12.001
Hutchison, R., en Everling, S. (2012). Monkey in the middle: why non-human primates are needed to bridge the gap in resting-state investigations. Front. Neuroanat. 6:29. doi: 10.3389/fnana.2012.00029
Hutchison, R., Womelsdorf, T., Allen, E., Bandettini, P., Calhoun, V., Corbetta, M., et al. (2013). Dynamische functionele connectiviteit: belofte, problemen en interpretaties. Neuroimage 80, 360-378. doi: 10.1016/j.neuroimage.2013.05.079
Ihalainen, R., Gosseries, O., de Steen, F., Raimondo, F., Panda, R., Bonhomme, V., et al. (2021). Hoe heet is de hete zone? Computational modelling clarifies the role of parietal and frontoparietal connectivity during anaesthetic-induced loss of consciousness. Neuroimage 231:117841. doi: 10.1016/j.neuroimage.2021.117841.
Jensen, M., Jamieson, G., Lutz, A., Mazzoni, G., McGeown, W., Santarcangelo, E., et al. (2017). New directions in hypnosis research: strategies for advancing the cognitive and clinical neuroscience of hypnosis. Neurosci. Conscious. 3, nix004. doi: 10.1093/nc/nix004
grenzenin.org
440-454. doi:
de Matos et al.
10.3389/fnhum.2023.1286336
Jiang, H., White, M., Greicius, M., Waelde, L., en Spiegel, D. (2017). Hersenactiviteit en Functionele Connectiviteit Geassocieerd met Hypnose. Cereb. Cortex 27, 4083-4093. doi: 10.1093/cercor/bhw220
Kalcher, K., Huf, W., Boubela, R., Filzmoser, P., Pezawas, L., Biswal, B., et al. (2012). Volledig verkennende netwerk onafhankelijke component analyse van de 1000 functionele connectomes database. Front. Hum. Neurosci. 6:301. doi: 10.3389/fnhum.2012.00301
Kihlstrom, J. (2013). Neuro-hypnotisme: vooruitzichten voor hypnose en
Koch, C., Massimini, M., Boly, M., en Tononi, G. (2016a). Neurale correlaten van bewustzijn: vooruitgang en problemen. Nat. Rev. Neurosci. 17, 307-321. doi: 10.1038/ nrn.2016.22
Koch, C., Massimini, M., Boly, M., en Tononi, G. (2016b). Posterior en anterior cortex – waar zit het verschil dat het verschil maakt? Nat. Rev. Neurosci. 17:666. doi: 10.1038/nrn.2016.105
Landry, M., Lifshitz, M., en Raz, A. (2017). Hersencorrelaten van hypnose: Een systematische review en meta-analytische verkenning. Neurosci. Biobehav. Rev. 81, 75-98. doi: 10.1016/j.neubiorev.2017.02.020
Landry, M., en Raz, A. (2015). Hypnose en beeldvorming van het levende
menselijke brein. Am. J. Clin. Hypn. 57, 285-313. doi: 10.1080/00029157.2014.978496
Maquet, P., Faymonville, M., Degueldre, C., Delfiore, G., Franck, G., Luxen, A., et al. (1999). Functional neuroanatomy of hypnotic state. Biol. Psychiatry 45, 327-333. doi: 10.1016/s0006-3223(97)00546-5
Mazzoni, G., Venneri, A., McGeown, W., en Kirsch, I. (2013). Neuroimaging resolutie van de veranderde toestand hypothese. Cortex 49, 400-410. doi: 10.1016/j.cortex. 2012.08.005
McGeown, W., Mazzoni, G., Vannucci, M., en Venneri, A. (2015). Structurele en functionele correlaten van hypnotische diepte en suggestibiliteit. Psychiatry Res. 231, 151-159. doi: 10.1016/j.pscychresns.2014.11.015
McGeown, W., Mazzoni, G., Venneri, A., en Kirsch, I. (2009). Hypnotische inductie vermindert anterieure default mode activiteit. Bewust. Cogn. 18, 848-855. doi: 10.1016/j. concog.2009.09.001
McGeown, W., Venneri, A., Kirsch, I., Nocetti, L., Roberts, K., Foan, L., et al. (2012). Suggested visual hallucination without hypnosis enhances activity in visual areas of the brain. Bewust. Cogn. 21, 100-116. doi: 10.1016/j.concog.2011.10.015
Nieto-Castanon, A. (2020). Handboek functionele connectiviteit magnetische resonantie imaging methoden in CONN. Boston, MA: Hilbert Press.
Nieto-Castanon, A. (2022). Brain-wide connectome inferences using functional connectivity MultiVariate Pattern Analyses (fc-MVPA). PLoS Comput. Biol. 18:e1010634. doi: 10.1371/journal.pcbi.1010634.
Northoff, G., en Huang, Z. (2017). Hoe mediëren de tijd en ruimte van de hersenen het bewustzijn en zijn verschillende dimensies? Temporo-ruimtelijke theorie van bewustzijn (TTC). Neurosci. Biobehav. Rev. 80, 630-645. doi: 10.1016/j.neubiorev.2017.07.013
Oakley, D., en Halligan, P. (2013). Hypnotische suggestie: Kansen voor cognitieve neurowetenschappen. Nat. Rev. Neurosci. 14, 565-576. doi: 10.1038/nrn3538
Pekala, R. (2016). De mysteries van hypnose; ons helpen hypnose en empathische betrokkenheidstheorie (EIT) beter te begrijpen. Am. J. Clin. Hypn. 58, 274-285. doi: 10.1080/ 00029157.2015.1101679
Pekala, R. J. (2013). “The Phenomenology of Consciousness Inventory,” in Quantifying Consciousness. An Empirical Approach, red. R. J. Pekala (New York, NY: Springer).
Peyron, R., Laurent, B., en García-Larrea, L. (2000). Functionele beeldvorming van de reacties van de hersenen op pijn. Een overzicht en meta-analyse (2000). Neurophysiol. Clin. 30, 263-288. doi: 10.1016/s0987-7053(00)00227-6
Posner, M. (1994). Aandacht: de mechanismen van bewustzijn. Proc. Natl. Acad. Sci. U. S. A. 91, 7398-7403. doi: 10.1073/pnas.91.16.7398
Posner, M. (2012). Aandachtsnetwerken en bewustzijn. Front. Psychol. 3:64. doi: 10.3389/fpsyg.2012.00064
Power, J., Barnes, K., Snyder, A., Schlaggar, B., en Petersen, S. (2012). Ongewenste maar systematische correlaties in functionele connectiviteit MRI-netwerken ontstaan door beweging van het onderwerp. Neuroimage 59, 2142-2154. doi: 10.1016/j.neuroimage.2011. 10.018
Preller, K., Razi, A., Zeidman, P., Stämpfli, P., Friston, K., en Vollenweider, F. (2019). Effectieve connectiviteitsveranderingen in LSD-geïnduceerde veranderde bewustzijnstoestanden bij mensen. Proc. Natl. Acad. Sci. U. S. A. 116, 2743-2748. doi: 10.1073/pnas. 1815129116
Price, D. D., en Barrell, J. J. (2014). Innerlijke ervaring en neurowetenschap. Het samenvoegen van beide perspectieven. Cambridge, MA: MIT Press.
Rainville, P., Hofbauer, R., Bushnell, M., Duncan, G., en Price, D. (2002). Hypnose moduleert activiteit in hersenstructuren die betrokken zijn bij de regulatie van het bewustzijn. J. Cogn. Neurosci. 14, 887-901. doi: 10.1162/089892902760191117
Saper, C., en Fuller, P. (2017). Waak-slaapcircuits: een overzicht. Curr. Opin. Neurobiol. 44, 186-192. doi: 10.1016/j.conb.2017.03.021
Sarasso, S., Boly, M., Napolitani, M., Gosseries, O., Charland-Verville, V., Casarotto, S., et al. (2015). Consciousness and Complexity during Unresponsiveness Induced by Propofol, Xenon, and Ketamine. Curr. Biol. 25, 3099-3105. doi: 10.1016/j.cub.2015. 10.014
Sato, W., Kochiyama, T., Uono, S., en Toichi, M. (2016). Neurale mechanismen die ten grondslag liggen aan bewuste en onbewuste aandachtsverschuivingen getriggerd door oogopslag. Neuroimage 124, 118-126. doi: 10.1016/j.neuroimage.2015.08.061
Shen, W., Tu, Y., Gollub, R., Ortiz, A., Napadow, V., Yu, S., et al. (2019). Visuele netwerkveranderingen in de functionele connectiviteit van de hersenen bij chronische lage rugpijn: Een rusttoestand functionele connectiviteit en machine learning studie. Neuroimage Clin. 22:101775. doi: 10.1016/j.nicl.2019.101775
Siclari, F., Baird, B., Perogamvros, L., Bernardi, G., LaRocque, J., Riedner, B., et al. (2017). De neurale correlaten van dromen. Nat. Neurosci. 20, 872-878. doi: 10.1038/ nn.4545.
Storm, J., Boly, M., Casali, A., Massimini, M., Olcese, U., Pennartz, C., et al. (2017). Herwonnen bewustzijn: Disentangling Mechanisms. Hersensystemen en Gedragsreacties. J. Neurosci. 37, 10882-10893. doi: 10.1523/JNEUROSCI.1838- 17.2017.
Tagliazucchi, E., Chialvo, D., Siniatchkin, M., Amico, E., Brichant, J., Bonhomme, V., et al. (2016). Grootschalige handtekeningen van bewusteloosheid zijn consistent met een afwijking van kritische dynamiek. J. R. Soc. Interface 13:20151027. doi: 10.1098/rsif. 2015.1027
Terhune, D., Cleeremans, A., Raz, A., en Lynn, S. (2017). Hypnose en top-down regulatie van bewustzijn. Neurosci. Biobehav. Rev. 81, 59-74. doi: 10.1016/ j.neubiorev.2017.02.002
Van Dijk, K., Hedden, T., Venkataraman, A., Evans, K., Lazar, S., en Buckner, R. (2010). Intrinsieke functionele connectiviteit als hulpmiddel voor menselijke connectomics: theorie, eigenschappen en optimalisatie. J. Neurophysiol. 103, 297-321. doi: 10.1152/jn.00783. 2009
Van Dijk, K., Sabuncu, M., en Buckner, R. (2012). De invloed van beweging van het hoofd op intrinsieke functionele connectiviteit MRI. Neuroimage 59, 431-438. doi: 10.1016/j. neuroimage.2011.07.044
Varga, K., Kekecs, Z., Myhre, P., en Józsa, E. A. (2017). Neutrale controleconditie voor hypnose-experimenten: Wiki, Tekst. Int. J. Clin. Exp. Hypn. 65, 429-451. doi: 10.1080/00207144.2017.1348833
Whitfield-Gabrieli, S., en Nieto-Castanon, A. (2012). Conn: een toolbox voor functionele connectiviteit voor gecorreleerde en anticorreleerde hersennetwerken. Brain Connect. 2, 125-141. doi: 10.1089/brain.2012.0073
Wickramasekera, I. (2015). Mysteries van hypnose en het zelf worden onthuld door de psychologie en neurowetenschappen van empathie. Am. J. Clin. Hypn. 57, 330- 348. doi: 10. 1080/00029157.2014.978495
Zahedi, A., en Sommer, W. (2021). How hypnotic suggestions work – critical review of prominent theories and a novel synthesis. Charlottesville, VA: Centrum voor Open Wetenschap.
Een zoontje van 7 wil iets zeggen terwijl papa staat te praten met een vriend. Zoonlief trekt de aandacht, maar papa reageert niet. Het hart van het kind begint sneller te kloppen, meer energie naar de ledematen, spanning bouwt zich op in het brein. Als papa niet luistert, dan moet hij maar ondergaan. De 7-jarige begint te springen en luider te roepen: ”papa, papa!”. Vader wordt geïrriteerd en snauwt zijn zoon toe dat hij moet zwijgen als volwassenen praten. Boem! Het brein van het zoontje geeft opdracht aan het hart om trager te slaan, de ledematen krijgen minder energie en de kracht die eerst naar buiten wou, wordt naar binnen gekeerd. Een destructieve kracht naar binnen, die zich nestelt in het lichaam. Het lichaam onthoudt waar de geest niet mee om kan gaan. Zoiets noemt men micro trauma. Micro is klein, maar vele kleintjes maken een groot probleem.
In het voorbeeld wordt zo een nieuw gedrag aangeleerd. Uiteindelijk wordt dit de norm. Zodat men ook als volwassene op een gespannen manier omgaat met onmacht.
Wij weten niet waarom we iets doen. Het gros van onze gedragingen in het dagelijkse leven worden onbewust gestuurd vanuit een oud leerpatroon. Waarom gebruik ik eerst mijn linkervoet als ik mijn kousen aantrek? Of waarom gebruik ik mijn linkerbeen als steun om te starten met fietsen? Waarom loop ik met mijn hoofd iets gebogen? Waarom heb ik spanning op mijn rug? Het zijn allemaal voorbeelden waar wij geen antwoord op hebben. Ooit hebben we dat aangeleerd. Ik gok dat ook bij burn-out klachten deze vele kleine micro jeugdtrauma’s impact hebben op de gezondheid. Tijd zal het uitwijzen.
Bij hypnose kunnen we bij een probleem via een regressie terug naar de oorzaak. In die regressie kunnen we de jongere versie helpen op een manier die toen niet mogelijk was. Maar het is quasi onmogelijk om bij 1000en gevalletjes van micro trauma 1000en regressies uit te voeren. Daar hebben we een andere strategie voor nodig. Bij onze “flow of life” methodiek gaan we bij het eerste stuk van het programma automatisch terug naar de baarmoeder. Via deze weg kunnen we op het vroegste punt van het leven nieuwe informatie en ervaring laten opdoen. Dat gaat zelfs erg eenvoudig. We gaan in dit geval de trance gebruiken om te laten ervaren hoe het is. Zonder ervaring of gevoel is er enkel een theorie. Ervaren is niet de beste leermethode, het is de énige leermethode.
Wij gebruiken cookies om onze website en onze service te optimaliseren.
Functioneel
Altijd actief
De technische opslag of toegang is strikt noodzakelijk voor het legitieme doel het gebruik mogelijk te maken van een specifieke dienst waarom de abonnee of gebruiker uitdrukkelijk heeft gevraagd, of met als enig doel de uitvoering van de transmissie van een communicatie over een elektronisch communicatienetwerk.
Voorkeuren
De technische opslag of toegang is noodzakelijk voor het legitieme doel voorkeuren op te slaan die niet door de abonnee of gebruiker zijn aangevraagd.
Statistieken
De technische opslag of toegang die uitsluitend voor statistische doeleinden wordt gebruikt.De technische opslag of toegang die uitsluitend wordt gebruikt voor anonieme statistische doeleinden. Zonder dagvaarding, vrijwillige naleving door uw Internet Service Provider, of aanvullende gegevens van een derde partij, kan informatie die alleen voor dit doel wordt opgeslagen of opgehaald gewoonlijk niet worden gebruikt om je te identificeren.
Marketing
De technische opslag of toegang is nodig om gebruikersprofielen op te stellen voor het verzenden van reclame, of om de gebruiker op een website of over verschillende websites te volgen voor soortgelijke marketingdoeleinden.